Auteur: communicatie@tki-bouwentechniek.nl

Succesvolle stappen naar hergebruik van afvalhout door integrale ketensamenwerking

M1- (Circulaire) biobased materialen

De vraag naar circulaire, biobased grondstoffen voor de bouw neemt sterk toe. Om voldoende aanbod te houden, vormt hout uit reststromen een interessante bron. Maar hoe organiseer je dat met alle partijen binnen de keten?

Het aanbod van hout kan de vraag niet structureel bijhouden. Daardoor dreigt de ambitie om meer houtbouw en biobased materialen toe te passen in gevaar te komen. Door de prijsstijgingen van hout worden alternatieve bronnen dan ook steeds interessanter. Philip Kuipers is medeoprichter van Hedgehog Company, een advies- en projectbureau op het gebied van duurzaamheid. ‘Momenteel wordt er ontzettend veel hout verbrand in biomassacentrales. Dat bespaart weliswaar gas, maar het is een stuk duurzamer om dat hout op een hoogwaardige manier te hergebruiken. Zo blijft de CO2 opgeslagen in het hout.’

Hoogwaardig en grootschalig

Binnen dit deelproject hebben partijen uit de hele keten onderzocht hoe hout uit verschillende bronnen, van verschillende formaten, op een rendabele manier kan worden opgewerkt tot halffabricaten voor de bouw. Daarbij zit de uitdaging vooral in het efficiënt organiseren van de supply chain, het opschalen en het economisch rendabel maken van hergebruikt hout. ‘Recycling van hout is vaker onderzocht in kleine pilotprojecten, maar nooit eerder op systeemniveau’, vertelt Noa te Duits, onderzoeker duurzame bouwconcepten bij TNO, dat penvoerder is in dit project. ‘Belangrijk omdat we deze reststromen grootschalig willen toepassen in een geïndustrialiseerd proces, voor hoogwaardige toepassingen. Denk daarbij aan de opwerking tot kozijnen.’

Van inname tot halffabricaat

Dat proces begint met het scheiden van hout bij de bron. Te Duits: ‘We hebben bij milieustraten en sloopbedrijven onderzocht wat er binnenkomt en wat de interessante reststromen zijn voor hergebruik. Vervolgens hebben we inname- en scheidingsprotocollen opgesteld en in kaart gebracht wat het jaarlijkse potentieel is voor deze categorieën hout.’
Een belangrijke vervolgstap is het selecteren en scannen van het hout. Te Duits: ‘Zit er metaal in, zijn er aangetaste stukken, wat is het vochtgehalte? We hebben verschillende scanners en detectietechnieken onderzocht en opwerkingsmethoden bekeken.’ De enorme diversiteit aan hout is de grootste uitdaging om hergebruik rendabel te krijgen. Kuipers: ‘Als je nu bij een biomassacentrale kijkt, zie je een berg hout van 50 meter hoog. Hoe krijg je daar nou de waardevolle spullen uit? Je moet dus eerst inventariseren waar de markt behoefte aan heeft. Een kuub kozijnhout is veel waardevoller dan balkhout. Dus welke stappen zijn er nodig om het gewenste halffabricaat te krijgen?’

Gewoon doen

Kuipers: ‘Het mooie van het project is dat we de hele keten aan tafel hebben gekregen. Dan zie je gelijk ook hoe complex zo’n keten is. Met dit project hebben we geprobeerd om iedereen in één keer mee te krijgen. Technisch is recycling geen “rocket science”.’ Te Duits vult aan: ‘De resultaten, zoals de folly die we gemaakt hebben van CLT van pallethout, zijn erg inspirerend. We hebben hiervoor veel belangstelling en aandacht gehad en dat geeft vertrouwen voor de toekomst!’ Wat is de volgende stap, wat hen betreft?
Kuipers: ‘Wat mij betreft moeten we gewoon gaan doen. Die sorteer- en scanstraat moet er komen.’ Te Duits is het met hem eens: ‘Er is al een start gemaakt, maar dit gaat echt om een systeemontwerp. Het zou tof zijn als dit kan worden gebruikt om de benodigde stappen in de lijn, inclusief de machines, daadwerkelijk te gaan organiseren. Neem bijvoorbeeld het verwerken van pallets tot CLT-hout. Alleen met intensieve samenwerking en gezamenlijke verantwoordelijkheden bereik je succes.’
Kuipers besluit: ‘Zo’n integrale ketensamenwerking in dit project is echt uniek, en het toont aan dat er genoeg wil is om het te doen.’‘Bij een biomassacentrale zie je een berg hout van 50 meter hoog. Hoe krijg je daar nou de waardevolle spullen uit?’

Partners

• Boerboom Hout
• Hedgehog Company
• Hekospanten
• Helwig Timmerfabriek
• Hogeschool van Amsterdam (HvA)
• Hooijer Renkum
• HVC
• A. van Liempd Sloopbedrijven
• New Horizon Urban Mining
• Houtkern Bouwsystemen
• Renewi Nederland
• Staatsbosbeheer (SBB)
• TNO
• WEBO Kozijnen en HSB elementen
• Woodjoint

Resultaten

Voor het scheiden aan de bron bij milieustraten en sloopbedrijven zijn inname- en scheidingsprotocollen opgesteld. Onderzoek naar bestaande detectietechnieken voor metaal en andere vervuiling moet resulteren in de bouw van een prototype voor een machine en verwerkingsstraat om resthout op te werken naar halffabricaten. Dankzij onderzoek weten we veel beter wat het potentieel voor afvalhout in Nederland is.

Een digitale, duurzamere bouw vergt ook een nieuw soort vakman

Het programma Regionaal Bouwen aan Human Capital van TKI Bouw en Techniek gaat de bouwsector klaarstomen voor de toekomst. Na een jaar loopt het programma op zijn einde. Vandaag blikken we terug met BuildinG, dat de noordelijke regio vertegenwoordigt binnen het programma.   

Buiten het centrum van de stad Groningen, op de Zernike Campus, is Build In Groningen (BuildinG) gehuisvest. Wie het terrein bezoekt, komt ogen tekort. Op het terrein van 1,5 hectare verbouwen ze biobased bouwmaterialen zoals vlas en hennep. Even verderop zijn studenten druk met het opbouwen van een circulair gebouwtje, dat volledig bestaat uit gebruikte materialen. Een grote loods met rode binnenwanden vormt het hart van het kennis– en innovatiecentrum. Hier bevindt zich een testhal die helemaal is ingericht op toekomstbestendig wonen.  

BuildinG werd in 2017 opgericht door Economic Board Groningen en de Hanzehogeschool in samenwerking met TNO en Bouwend Nederland. Het kenniscentrum is ontstaan vanuit het aardbevingsdossier, vertelt programmaleider Jelle Pama. “We staan voor een enorme opgave in Groningen. In de nieuwe compensatieregeling die uit de parlementaire enquête is gekomen, ‘Nij begun’ (Nieuw begin), staan vijftig maatregelen. Maatregel 28 luidt: ‘Alle woningen die nu versterkt worden, gaan we ook verduurzamen.’ En maatregel 29: ‘Voor alle woningen in Groningen moeten er extra verduurzamingsmogelijkheden komen.’ Onze regio heeft een enorme kans om koploper te worden; nergens in Nederland is er zo’n stimulans om te verduurzamen als hier. Tegelijkertijd ligt het hebben van een toekomstbestendige, duurzame woning nergens zo gevoelig als hier.” Dat betekent ook dat er heel veel vakmensen nodig zijn om die klus te klaren. Daarbij is innovatie van de producten en processen onmisbaar.

Jelle Pama

Leren door te doen

Onder het programma Regionaal Bouwen aan Human Capital, stelden ze in Groningen acht projecten op. “Leren door te doen, is hier de mantra. Dat sluit heel goed aan bij het concept Sharebouw& Techniek, waar het ook draait om het verbinden van werken, leren en innoveren. De bouwsector bestaat uit heel veel kleine mkb’ers. Van de ruim vierhonderd Bouwend Nederland-Noord leden, heeft zeventig procent minder dan tien man in dienst. Hen bereik je niet door hoogdravende events te organiseren, maar door projecten op te tuigen waar je kennisinstellingen en bouwbedrijven samenbrengt”, verduidelijkt Pama.   

De showcase Minerva Hub is een van die acht projecten. De hoofdvraag is: hoe zorg je ervoor dat kennis over het ontwerp- en bouwproces om circulair te bouwen kan landen in het curriculum van kennisinstellingen? Om dat te onderzoeken, gingen studenten van de Hanzehogeschool (hbo) en het Alfa-college (mbo), samen met een bouwbedrijf, aan de slag met een ontwerp van een klein paviljoen volledig bestaat uit secundaire materialen. De studenten zijn nu bezig met de bouw van het huisje en krijgen ondersteuning van verschillende mkb-bedrijven. “De kennis die we opdoen, wordt onderdeel van het curriculum van de 150 studenten die nu de bachelor Built Environment volgen op de Hanzehogeschool. Dat geldt nog eens voor 150 mbo-studenten van het Alfa-college. Bovendien inspireert een fysiek gebouw de omgeving”, aldus Pama. 
 

Modulair circulair huis

 

Van Plant tot Pand is nog zo’n voorbeeld. Het doel van deze showcase is om nieuwe kennis over eigenschappen en toepassingen van biobased bouwproducten – denk aan hennep, vlas of miscanthus – op te doen. Of Trust in Timber, waar wordt gekeken wat ervoor nodig is om vertrouwen te krijgen in het ontwerpen en bouwen met houtconstructies bij grote gebouwen. Pama: “Het gebruik van hout heeft een positief effect op de CO₂-voetprint van gebouwen. Opdrachtgevers, ingenieurs en bewoners moeten meer vertrouwen krijgen in het bouwen van grote constructies met hout, in plaats van beton. Studenten, ingenieursbureaus, woningcorporaties en bedrijven werken voor dit project samen aan een showcase om te laten zien dat het écht kan.” Het project krijgt een vervolg, vanwege de grote belangstelling van bedrijven.  

‘Nieuwe processen inrichten kost tijd’

De belangrijkste les die ze afgelopen jaar leerden bij BuildinG? “Dat het tijd kost om een proces in te richten en verbinding continu gestimuleerd moet worden. Je kunt wel iets opzetten of een bijeenkomst organiseren, maar hoe geef je daar structureel vervolg aan, als de urgentie nog niet heel hoog is. Tuurlijk, we weten allemaal dat de bouw moet verduurzamen om de CO₂-uitstoot terug te dringen, maar voor veel bedrijven is dat nog een stip aan de horizon. Wij willen hier ook duidelijk maken dat die nieuwe regels er echt snel aankomen, en dat het dus slim is om nu te kijken naar circulaire opties.”    

Pama refereert naar de recente uitspraken van Hugo de Jonge. Zo gaat de mpg (de MilieuPrestatie Gebouwen) vijf jaar eerder dan gepland van 0,8 naar 0,5: vanaf 1 januari 2025 moeten bedrijven hier aan voldoen (in plaats van 2030). Dat houdt in dat een gebouw jaarlijks per vierkante meter gemiddeld niet meer dan 0,5 euro aan milieuschade mag opleveren. In het vervolgtraject van het programma Regionaal Bouwen aan Human Capital, gaat BuildinG onder andere een duurzame, modulaire, losmaakbare en opschaalbare starterswoning ontwikkelen met een mpg van 0,3. In 2024 moeten de eerste twee woningen af zijn, uiteindelijk gaat BuildinG samen met partners uit het bedrijfsleven en overheden 22 units bouwen. “We gaan simpelweg leren van het bouwen van die woningen. We organiseren bijeenkomsten en workshops, werken samen met houtbouwers, architecten, het mkb. Alle kennis die we opdoen, delen we met de andere hubs.”  

Vertrouwen in de nieuwe generatie

Een digitale, duurzamere bouw vergt ook een nieuw soort werknemer. Zo sprak Pama onlangs met een bedrijf dat grote houtconstructies fabriceert. “Hij zei: ‘Ik zoek personeel dat in onze fabriek de digitale kant kan inrichten. Mensen met ICT-kennis en een bouwkundige achtergrond.’ Daar zal in de toekomst alleen maar meer vraag naar komen. We proberen daar hier op de Hanzehogeschool zo goed mogelijk op in te spelen.”   

Wat dat betreft heeft de programmaleider van BuildinG alle vertrouwen in de jonge generatie. “Ik zie dat ze nieuwsgierig zijn en zich digitale technieken snel eigen maken. Bovendien: studenten vinden het steeds belangrijk dat bedrijven zich bezighouden met circulair bouwen, en hun processen digitaal ingericht hebben. Aan ons de taak om de vakmensen van morgen zo goed mogelijk voor te bereiden en de huidige vaklui te laten zien wat er allemaal mogelijk is. Daar heeft het programma Regionaal Bouwen aan Human Capital hier in de regio echt aan bijgedragen.”  

 

Een innovatieve bouw? ‘Dat kan alleen met een leven lang leren als status quo’

Het programma Regionaal Bouwen aan Human Capital van TKI Bouw en Techniek moet de bouwsector klaarstomen voor de toekomst. Na een jaar loopt het programma op zijn einde, vandaag blikken we terug met Hub West.   

In een oude loods op een industrieterrein net buiten het centrum van Haarlem bevindt zich het R&Do BouwLab, – ook wel Hub West genoemd. Wie het lab bezoekt, stapt in een fast forward naar de bouwketen over tien jaar. Spin-off Neolithic maakt er met hun 3D-printer betonnen rioolputten – waarvoor ze dit jaar de  RIONED Innovatieprijs 2024 kregen. Er staat een prototype modulaire brug, er wordt biobased gebouwd met een schimmel (mycelium) en achter de loods staat een Living Lab. Dit pand laat zien hoe de keten bestaande gebouwen kan hergebruiken; het grootste deel bestaat uit resten van een pand in Almere. Het heeft een digital twin (met gebouwpaspoort) en er zitten sensoren verwerkt in het gebouw die de status van het materiaal monitoren.

Regionaal Bouwen aan Human Capital

De bouw innoveert om tot een schone, circulaire en toekomstbestendige leefomgeving te komen. Met de opkomst van nieuwe technologieën als kunstmatige intelligentie, 3D-printen en duurzaam beton is de bouwsector in transitie. Om deze innovaties succesvol in de praktijk te laten landen, hebben vakmensen nieuwe skills nodig. Met het programma Regionaal Bouwen aan Human Capital wil TKI Bouw en Techniek, het Topconsortium voor Kennis- en Innovatie, de ontwikkeling van deze skills bij zowel huidige als toekomstige vakmensen versnellen. Hierbij is de ontwikkeling van een schaalbare regionale aanpak rond Human Capital een belangrijk onderdeel. Na een looptijd van ruim een jaar, komt er aan het programma in zijn huidige vorm een einde. In deze serie maken we de balans op, en vragen we de betrokken partijen, waaronder vier regionale Hubs (Noord, Oost, Zuid en West), naar de belangrijkste resultaten.

‘Alle nieuwe technologie komt samen in de bouw’    

De bouw heeft nog een lange weg te gaan als het gaat om digitaliseren en verduurzamen – de sector is goed voor veertig procent van de totale CO₂-uitstoot in Nederland. Herman van Bolhuis, medeoprichter van R&Do BouwLab, ziet vooral kansen. “Hoewel de bouwindustrie vaak wordt gezien als niet-innovatief, worden alle sleuteltechnologieën, zoals digitalisering, robotisering en nieuwe materialen, juist hier toegepast. Onze sector is een van de meest interessante sectoren in Nederland als het gaat om nieuwe technologieën. Het implementeren van die technologieën betekent ook dat de sector een leven lang leren moet omarmen.“   

De uitdaging ligt bij het organiseren van innovatie binnen de complexe structuur van de bouwsector, legt Van Bolhuis uit. “De sector bestaat uit een aantal grote partijen – denk aan VolkerWessels, BAM of Boskalis. Daaronder zitten zo’n 60.000 middelgrote bedrijven, vaak familiebedrijven. Aan de onderkant van de piramide heb je de busjes – dat zijn ongeveer 250.000 zzp’ers en tweemansbedrijven. De grote partijen innoveren, de laag daaronder wil wel innoveren, maar heeft geen geld, en voor de onderste laag is innovatie geen prioriteit. Deze structuur maakt dat de bouw weinig innovatiekracht heeft. De vraag is dus: hoe organiseer je innovatie in deze piramide?”      

Dat is waar de vier regionale hubs om de hoek komen kijken. Van Bolhuis: “Er komen hier veertig tot vijftig bedrijven per week langs. Veel ondernemers willen best veranderen, maar denken dat het implementeren van nieuwe technologieën moeilijk of heel duur is. Wij willen hier laten zien dat er veel meer kan dan de sector denkt.”     

Van een modulaire brug, tot een 3D-printer voor infra, tot een digitale bouwstraat: de grote hal waarin het BouwLab gevestigd is, staat vol voorbeelden en testopstellingen. “Zo willen we innovaties tastbaar en zichtbaar maken voor ondernemers. En laten zien dat innovatie ook voor kleinere bedrijven binnen handbereik is. Op deze manier kunnen we voor nieuwe doelgroepen (35+) informeel leren introduceren. Dit is heel hard nodig in onze economie”, aldus Nils Hospes, projectondersteuner bij het kenniscentrum.  

Herman van Bolhuis & Nils Hospes

Westen van Nederland: veel werk, maar samenwerken is geen automatisme    

Van Bolhuis merkt dat andere regio’s in Nederland vaak veel beter samenwerken. “Het grote voordeel van het westen is dat er hier veel werk is, dat is altijd zo geweest. Samenwerken zit hier niet in het dna, omdat het nooit echt nodig is geweest. Terwijl een toekomstbestendige bouw daar wél om vraagt. Je kan wel alles alleen willen doen, maar dat gaat langzaam en je hebt niet alle kennis in huis.”   

Dus werden er in Haarlem het afgelopen jaar laagdrempelige evenementen, kennissessies en innovatieve workshops georganiseerd waar de sector kennis kon maken met elkaar én met digitalisering. Dat begon met ondernemers die verschillende onderdelen van de keten – architect, bouwbedrijf, afvalverwerking – vertegenwoordigen, aan dezelfde tafel te zetten. Maar ook kennis- en onderwijsinstellingen en overheden schoven aan. Inmiddels zijn er zo’n 200 partijen aan de hub verbonden en heeft het programma Regionaal Bouwen aan Human Capital bijgedragen aan een sterker en actiever ecosysteem in de regio.  

Ook zocht de hub contact met universiteiten, hbo’s en mbo’s in de regio. De cadans van een schooljaar past vaak niet bij een innovatietraject van een bedrijf, vertelt Hospes. “Op twee momenten gaan er leerlingen op stage: in september, of februari. Vaak moeten dingen een jaar vooraf gepland worden. Zo werkt de bouwindustrie niet. We willen die aansluiting verbeteren.” 

Innovation Dynamics

Zo ontwikkelde BouwLab Innovation Dynamics. Het idee? Iedere groep of persoon krijgt een set met kaartjes, met daarop bijvoorbeeld op de voorkant een digitale technologie (drones) en op de achterkant de beschrijving van de technologie. Daarna plot de groep het kaartje in een raster met impact laag of hoog en effort laag of hoog. Op deze manier wordt er duidelijk hoe iedereen naar de betreffende technologie kijkt. Hospes: “De een zegt: ‘Drones zijn de toekomst’, de ander denkt dat het nog heel lang gaat duren voordat ze onderdeel uitmaken van de praktijk. Door mensen binnen hetzelfde bedrijf deze kaartjes te laten leggen, komen er snel discussies op gang.”    

Foto: Bouwlab R&Do, innovation dynamics

Robots zijn nog zo’n voorbeeld. In het Bouwlab staat een collaboratieve robot (cobot) die kan helpen met het plaatsen van kozijnen – een klus waar nu altijd twee vaklieden voor nodig zijn. Maar, mensen moeten wel leren met die robot om te gaan, aldus Van Bolhuis. “Voor innovaties in de bouw, is het cruciaal dat mensen een leven lang kunnen leren. Daarom ligt de focus van dit programma op de menselijke kant van de bouw. Nu halen we als we jong zijn één keer een papiertje en dat is het. Het moet normaal worden dat een lasser ook op zijn 35ste een aanvullende opleiding kan volgen. In de bouw van de toekomst hebben we mensen nodig met een andere skillset. We gaan toe naar een sterk gedigitaliseerde keten met een grote rol voor technologie. Over deze zaken willen we mensen hier laten nadenken.”   

‘Dit is pas het begin’

Het Regionaal Bouwen aan Human Capital-programma wordt binnenkort afgerond, maar de vier hubs staan aan het begin van een vijfjarig traject ‘Toekomstbestendige Leefomgeving’ dat wordt gefinancierd door het Nationaal Groeifonds. Waar de bouw in regio west na die vijf jaar staat? “Dan werkt de keten veel intensiever samen”, denkt Hospes. “Het leven lang ontwikkelen wordt dan veel sterker gestimuleerd. Dat doen we door te experimenteren, inspireren en proberen. Learning by doing. Leading by learning.”   

Zonder ‘levensduurverlenging’ is de gebouwde omgeving niet op tijd toekomstbestendig

De gebouwde omgeving staat voor een immense opgave: maar liefst 7 miljoen woningen, 1 miljoen utiliteitsgebouwen (zoals scholen en kantoren) en meer dan 85.000 kunstwerken (zoals bruggen, viaducten en tunnels) staan op de nominatie om te worden versterkt, verbeterd en verduurzaamd. “Enkel slopen en nieuwbouwen is daarbij geen realistische optie. Mede vanwege het tekort aan arbeidscapaciteit en schaarste van grondstoffen. Het is noodzakelijk om de levensduur van bestaande gebouwde objecten te verlengen en tegelijkertijd de functionaliteit te verbeteren,” aldus Bart Brink, senior programmamanager TKI Bouw en Techniek. Hij wil levensduurverlenging als strategie stevig verankeren in de sector. “Met onze lopende innovatieprogramma’s en de start van ten minste twee nieuwe programma’s dit jaar, gaan we de innovaties ontwikkelen die daarvoor nodig zijn.” 

Bart Brink en Anouk Bolsenbroek zijn samen programmamanagers van het Meerjarige Missiegedreven Innovatieprogramma (MMIP) ‘Levensduurverlening gebouwde omgeving’ van TKI Bouw en Techniek. Met de ondersteuning van een Programma Adviesraad (PAR), samengesteld uit koplopers van kennisinstellingen, overheid en marktpartijen uit de ontwerp-, bouw- en technieksector, vormen zij het team achter het programma. Samen zetten zij zich in voor levensduurverlenging: het optimaal in stand houden, aanpassen en benutten van bestaande gebouwde objecten, met een specifieke focus op woningbouw, utiliteitsbouw en civiele infrastructuur.  

Bart Brink & Anouk Bolsenbroek

Dit alles speelt zich af tegen een achtergrond van een arbeidsmarkt die steeds krapper wordt en een groei in productiviteit die achterblijft bij andere sectoren. De behoefte aan innovaties die leiden tot een schaalsprong in productiviteit is daarmee groot: de renovatiegraad van maatschappelijk vastgoed zal met factor drie moeten versnellen richting 2028, en de productie rondom het vervangen en renoveren van infrastructuur dient op korte termijn meer dan te verdubbelen. 

 Wat is voor levensduurverlenging de innovatie opgave?

“Als we op grote schaal inzicht willen krijgen, zijn innovaties nodig.”

“Het is een combinatie van dingen, die we in het MMIP hebben uitgewerkt tot vier innovatielenzen,” legt Anouk uit. “De eerste innovatielens betreft de noodzaak tot inzicht en vooruitzicht van de opgave. De fysieke staat van veel woningen en gebouwen is op dit moment niet volledig in kaart gebracht. Dit geldt ook voor onze civiele infrastructuur. Hierdoor is het maken van prognoses en het prioriteren van investeringen moeilijk. Als we op grote schaal dit inzicht willen krijgen, zijn innovaties nodig.”   

Anouk licht de benodigde innovaties verder toe: “Je kunt denken aan geautomatiseerde inspectietechnieken die gebruik maken van een combinatie van databronnen, zoals sensoren en scanners, die een gebouw snel in kaart brengen. Om vervolgens data geïnformeerd te kunnen besluiten, is een goede afweging en prioritering nodig. Hierin spelen innovaties rondom de ontwikkeling van geüniformeerde voorspelingsmodellen een belangrijke rol.”  

Bart voegt hieraan toe: “En wanneer we investeringen eenmaal geprioriteerd hebben en overgaan op renovatie, zijn maatregelen nodig die breed toepasbaar zijn. Het ontwikkelen van een gevalideerd aanbod van maatregelen en technieken is de tweede innovatielens. Hiervoor zullen we gezamenlijk moeten werken aan de ontwikkeling van gevalideerde, levensduur verlengende maatregelen.  

Hoe zorgen jullie voor opschaling?

“De te ontwikkelen schaalbare innovaties rondom inzicht en vooruitzicht, en het valideren van een aanbod van maatregelen, moet gecombineerd worden met een aanpak die slimmer en efficiënter is. Een meer programmatische en seriematige aanpak is nodig. Dit is de derde innovatielens”, benadrukt Bart. “Deze aanpak moet leiden tot meer grootschalige en voorspelbare ‘verbouwstromen’: langere ketens van gebundelde activiteiten met een hoge repetitiefactor. Deze verbouwstromen maken het mogelijk om activiteiten vergaand te automatiseren en zelfs te robotiseren. Dit is cruciaal voor de benodigde schaalsprong”. 

Hoe gaat het MMIP Levensduurverlenging hiervoor zorgen?

Anouk benadrukt hierbij de rol van TKI Bouw en Techniek als katalysator: “We gaan samenwerkingen tussen kennisinstellingen, overheden en bedrijven stimuleren en versnellen, zodat we de technologische, sociale en procesmatige innovaties kunnen ontwikkelen die nodig zijn om voorliggende opgave te realiseren. We hebben daarbij dus zowel een rol in de ontwikkeling van schaalbare innovaties, als bij de verdere opschaling van deze innovaties binnen de sector.”  

“Want de echte impact schuilt uiteindelijk in opschaling van deze innovaties”

Want de echte impact schuilt uiteindelijk in opschaling van deze innovaties benadrukt Bart: “Dit vraagt ten eerste om het overdragen van ontwikkelde kennis aan de rest van de sector. Ten tweede, bij de juiste stakeholders obstakels identificeren, aankaarten en oplossen – zoals kapitaalinvesteringen – die opschaling belemmeren. Het ontsluiten van kennis en opschalen is de vierde innovatielens binnen ons MMIP.” 

Wat staat er dit jaar te gebeuren?

“Zowel regionaal als landelijk gebeurt er al veel,” legt Bart uit. “TKI Bouw en Techniek is bijvoorbeeld betrokken bij het Nationaal Groeifonds Programma Toekomstbestendige Leefomgeving, waar we ons richten op het schaalbaar in kaart brengen van de fysieke staat van kunstwerken. Verder zijn er programma’s zoals Verbouwstromen, dat zich focust op het creëren van meer voorspelbare renovatiestromen in de woningbouw. Het Brains4buildings consortium onderzoekt op zijn beurt hoe data kan worden ingezet om de energie- en comfortprestaties van bestaande kantoorgebouwen te verbeteren.” 

Maar dat is niet alles, benadrukt Bart: “Naast de lopende programma’s streven we ernaar om samen met de sector oplossingen te vinden voor een aantal andere, zeer actuele innovatievraagstukken. Hierbij kun je denken aan benodigde innovaties voor de funderingsproblematiek, het creëren van afwegingskaders voor eigenaren van objecten om betere keuzes te maken voor levensduurverlenging, en het aanpassen van bestaande woningen om tegemoet te komen aan de groeiende behoefte om langer thuis te blijven wonen.”  

“Ons doel is dat levensduurverlenging als strategie stevig verankerd is in de sector.”

Wat de twee verwachten van 2024: “Ons doel is dat levensduurverlenging als strategie stevig verankerd is in de sector. Met onze lopende innovatieprogramma’s en de start van ten minste twee nieuwe consortia dit jaar, gaan we de innovaties ontwikkelen die daarvoor nodig zijn.” 

Meer weten over MMIP Levensduurverlenging?

 

“Opschalen van innovatie lukt niet als vakmensen er niet mee kunnen werken.”

Het programma Regionaal Bouwen aan Human Capital van TKI Bouw en Techniek moet vakmensen klaarstomen voor de bouwsector van de toekomst. Na een jaar loopt het programma op zijn einde. Vandaag blikken we terug met SPARK Campus, de zuidelijke hub binnen het programma.   

Een lab vol met 3D-printers, bijzondere biobased materialen en een grote robotarm. Zo leert SPARK Campus in Den Bosch studenten en professionals op een laagdrempelige manier nieuwste technologieën in te zetten voor een toekomstbestendige leefomgeving. Muren van biobased materialen, gevels van zonnepanelen en slimme warmtenetten in de wijk. Onze leefomgeving wordt steeds duurzamer en dus toekomstbestendiger. Technologie helpt daarbij. “Projecten om de bouw te verduurzamen zijn er genoeg. Die kleine projecten zijn natuurlijk het begin van de verandering. Maar opschalen lukt niet zo lang we geen mensen hebben die ermee kunnen werken. Daar lopen we nu tegenaan”, zegt Cassandra Vugts, directeur van SPARK Campus.  

Cassandra Vugts en Johan Treur, SPARK Campus
Regionaal Bouwen aan Human Capital

De bouw innoveert om tot een schone, circulaire en toekomstbestendige leefomgeving te komen. Met de opkomst van nieuwe technologieën als kunstmatige intelligentie, 3D-printen en duurzaam beton is de bouwsector in transitie. Om deze innovaties succesvol in de praktijk te laten landen, hebben vakmensen nieuwe skills nodig. Met het programma Regionaal Bouwen aan Human Capital wil TKI Bouw en Techniek, het Topconsortium voor Kennis- en Innovatie, de ontwikkeling van deze skills bij zowel huidige als toekomstige vakmensen versnellen. Hierbij is de ontwikkeling van een schaalbare regionale aanpak rond Human Capital een belangrijk onderdeel. Na een looptijd van ruim een jaar, komt er aan het programma in zijn huidige vorm een einde. In deze serie maken we de balans op, en vragen we de betrokken partijen, waaronder vier regionale Hubs (Noord, Oost, Zuid en West), naar de belangrijkste resultaten.

Vakmanschap is essentieel 

Jongeren enthousiasmeren om te kiezen voor een ambacht blijkt een lastige klus. Vugts: “Innovatie kan niet ontstaan zonder vakmanschap. We hebben de ambachten nodig om te groeien en te verbeteren.” Maar daar blijft het niet bij. Nieuwe technologieën en materialen werken anders dan wat er nu in de praktijk wordt ingezet. De kennis van professionals in de bouw moet daarom ook bijgespijkerd worden. Dat is makkelijk gezegd, maar niet zo makkelijk gedaan. Hoe kun je de versnipperde – en deels traditioneel ingestelde – bouwsector motiveren om te vernieuwen? “Door te doen”, is het stellige antwoord van Vugts.  

SPARK Campus is tien jaar geleden begonnen als klein initiatief van de gemeente ‘s-Hertogenbosch, de provincie Noord-Brabant, de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e), de Hogeschool Avans en Heijmans. Op de werf van het Brabantse bouwbedrijf moest het lab zorgen voor meer innovatie in de bouw. Langzaam is het uitgegroeid tot een groot lab met een eigen locatie in het centrum van Den Bosch.  

Ons-kent-ons 

“In de hubs kunnen mensen skills ontwikkelen, kennis maken met nieuwe technologieën en hun blikveld vergroten”, zegt Vugts. “De kracht van deze plek is de connectie tussen de verschillende groepen mensen. Het gaat niet alleen om praten over vernieuwing met directeuren, het gaat vooral over doen, leren en ontdekken. Er is hier ruimte voor iedereen.”

Dat is volgens haar ook een van de belangrijkste manieren om de bouwbedrijven aan te haken. “Ondernemers willen zien wat een innovatie doet en hoe het werkt. Anders is de drempel om ermee aan de slag te hoog. In een regionale hub kunnen ondernemers makkelijk binnenlopen. Als de buurman of een collega tegen een bouwer zegt dat hij of zij eens in de hub moet gaan kijken, dan nemen ze dat eerder aan. De Brabantse ons-kent-ons-gedachte in zo’n regionaal ecosysteem werkt beter dan opgelegd beleid vanuit de overheid”, aldus Johan Treur, programmamanager bij SPARK Campus.  

Biobased huizen

In de wijk tegenover SPARK Campus worden komend jaar door woningcorporatie BrabantWonen vier biobased huizen gerealiseerd. Een architectenbureau uit het regionale netwerk, Buro Kade, heeft ze ontworpen, vertelt Treur. “Zij kozen voor een duurzame gevel van kurk. Maar om dat in het bestemmingsplan te laten passen, moet het wel een bakstenen look hebben. Bij één van onze partners zijn de mock-ups gemaakt, die inmiddels bij het Koning Willem 1 College een mooie plek hebben gekregen als demo.” Hij is trots op het project, het toont de kracht van het regionale netwerk en laat de mogelijkheden van duurzame bouw zien. Treur: “Gedurende de bouw zullen BrabantWonen en het bouwconsortium ook nog tegen bepaalde uitdagingen aanlopen. Dat zijn weer uitdagingen die we hier binnen SPARK kunnen uitzetten in onze challenge-based learning aanpak. Zo gaan we samen vooruit.”  

Datalab

Naast dit bijzondere bouwproject, werkt SPARK ook veel samen met het onderwijs. Samen met Jheronimus Academy of Data Science (JADS) – de data science universiteit van Den Bosch – haalde de hub bij tien partijen uit de bouw challenges op voor het mkb-datalab. “Met zeven van die mkb’ers konden we uiteindelijk écht aan de slag met een challenge om in een korte tijd – maximaal tachtig uur – te kijken wat ze met hun bedrijfsdata kunnen doen om te digitaliseren.”  

Korte trajecten, groot resultaat

Voor een brede doelgroep van geïnteresseerden in techniek zijn er verschillende trajecten, zoals het Traject Techniek Oriëntatie (TTO). “Tien verschillende bedrijven lichten tien verschillende technieken toe in tien weken. Denk bijvoorbeeld aan werken met een 3D-printer of een korte introductie van technieken in de installatiebranche. Het is een soort basistraining om mensen te laten zien wat de mogelijkheden zijn”, schetst Treur.  

Foto © Marcel de Buck

Vugts voegt toe: “Inmiddels hebben we zo’n zestig deelnemers in het programma gehad, waarvan vijftien procent direct is uitgestroomd richting een baan of een stage bij een bedrijf in de bouw.” Dergelijke korte workshops – nanomodules – zijn er bij SPARK ook voor directeuren, innovatiemanagers en andere beleidsmakers. Dan gaat het bijvoorbeeld over circulair bouwen of de inzet van data science. “Het is een opstapje voor bedrijven om hier meer mee te gaan doen”, zegt de programmamanager. Deze nanomodules dragen bij aan bewustwording en het belang van deze nieuwe ontwikkelingen voor de deelnemende bedrijven. “Als een bedrijf meer inzicht heeft in de toegevoegde waarde van een innovatie zoals 3D-printen op grote schaal, dan zal de technologie ook eerder worden toegepast”, zegt Vugts.  

Nieuwe energie

Het uiteindelijke doel? De hele bouwketen meenemen in de transitie naar een duurzame en circulaire bouw. “De keten is zo sterk als de zwakste schakel. De enthousiaste bedrijven die graag vooroplopen, die komen er wel. Wij willen juist de andere spelers in de keten meenemen. Het moet een sneeuwbal-effect worden”, stelt Treur. Daarin is samenwerking met het onderwijs belangrijk, maar deze instellingen functioneren op een veel lagere snelheid dan bedrijven. “Daarin vervullen we als hub ook een scharnierfunctie. Wij zorgen voor de verbinding en kijken naar passende projecten om beide werelden samen te brengen. Als leerlingen even los van school aan de slag zijn, dan zorgt dat voor een andere beleving. Maar dat geldt net zo goed voor medewerkers van bedrijven. Daarom zien we ook dat een fysieke plek in de regio om te leren en experimenteren ontzettend belangrijk is.”   

Regionale en landelijke banden versterken

Het TKI Bouw en Techniek-programma Regionaal Bouwen aan Human Capital heeft volgens Vugts en Treur een duidelijke bijdrage aan de ontwikkeling van duurzaam bouwen. “Het regionale en landelijke netwerk is door het programma aanzienlijk versterkt. Zo hebben we veel beter contact met onderwijsinstellingen – van wetenschappelijk niveau tot het mbo – en zijn we met zo’n twintig bedrijven nauwer gaan samenwerken in het netwerk”, verklaart Vugts.  

Het programma heeft ook gezorgd voor structuur. “De verschillende projecten zijn nu deelbaar met andere hubs of organisaties in Nederland. Hierdoor kunnen we het op grotere schaal uitrollen en daarmee de impact vergroten”, zegt ze hierover. SPARK heeft nauw contact met de andere drie hubs is het programma. “Dat is ontzettend waardevol. We leren veel van elkaar.” Maar de structuur van een programma heeft volgens Vugts ook een keerzijde. “We moeten oppassen dat we niet te veel tijd steken in elkaar vertellen hoe we het moeten doen. We moeten ook gewoon blijven doen, nieuwe projecten opzetten en uitvoeren.”  

Opschalen en doorpakken

En die nieuwe projecten gaan er komen. Het programma van TKI Bouw en Techniek krijgt namelijk een vervolg. Onlangs in het vijfjarige programma ‘Toekomstbestendige Leefomgeving’ gestart, gefinancierd door het Nationaal Groeifonds. Wat is het plan voor SPARK? “Opschalen, doorpakken met verduurzamen. Er moeten in Brabant 130.000 woningen gebouwd worden de komende jaren. Dat moet zo veel mogelijk biobased en circulair. Wij zetten ons dagelijks in om dat doel te halen.”  

 

 

Het tekort aan vakmensen met de juiste skills vertraagt duurzame bouw

Een schone, circulaire en toekomstbestendige leefomgeving, daar werkt de bouw naartoe. Technologisch gezien kan er al heel veel, maar hoe komen die innovaties uiteindelijk in de praktijk terecht? “Nieuwe technologieën en methodes hebben alleen impact als mensen ermee kunnen werken. Het is cruciaal dat professionals de juiste skills verwerven en jongeren goed worden opgeleid. Naast formeel leren is juist ook informeel leren tijdens het werk belangrijk. Alleen dan kunnen we de bouw echt verduurzamen en de duurzaamheidsdoelen halen”, stelt Huub Keizers, strategisch adviseur bij TKI Bouw en Techniek.  

Mensen moeten transitie versnellen

Op dit moment vertraagt het tekort aan vakmensen met de juiste skills de implementatie van innovaties. “Dat is ontzettend jammer, want de ontwerp-, bouw- en technieksector is verantwoordelijk voor ongeveer veertig procent van de uitstoot in Nederland. Het is dus erg belangrijk dat we hier zo snel mogelijk stappen in zetten”, stelt Keizers.  

Regionaal Bouwen aan Human Capital

De bouw innoveert om tot een schone, circulaire en toekomstbestendige leefomgeving te komen. Met de opkomst van nieuwe technologieën als kunstmatige intelligentie, 3D-printen en duurzaam beton is de bouwsector in transitie. Om deze innovaties succesvol in de praktijk te laten landen, hebben vakmensen nieuwe skills nodig. Met het programma Regionaal Bouwen aan Human Capital wil TKI Bouw en Techniek, het Topconsortium voor Kennis- en Innovatie, de ontwikkeling van deze skills bij zowel huidige als toekomstige vakmensen versnellen. Hierbij is de ontwikkeling van een schaalbare regionale aanpak rond Human Capital een belangrijk onderdeel. Na een looptijd van ruim een jaar, komt er aan het programma in zijn huidige vorm een einde. In deze serie maken we de balans op, en vragen we de betrokken partijen, waaronder vier regionale Hubs (Noord, Oost, Zuid en West), naar de belangrijkste resultaten.

In dit eerste artikel leggen we uit wat het programma precies inhoudt. Ook zoomen we in op de methode die ten grondslag lag aan het programma. 

Sharebouw&Techniek

Het concept Sharebouw&Techniek, ontwikkeld door TNO, staat aan de basis van het programma. Het doel is om skills ontwikkeling en innovatie adoptie te versnellen door het verbinden van werken, leren en innoveren in krachtige regionale ecosystemen, met verbinding naar landelijke spelers. “De werelden van leren, werken en innoveren sluiten nu vaak niet goed op elkaar aan. In het onderwijs krijgen jongeren informatie mee die niet goed op de praktijk van het bedrijfsleven aansluit. En vanuit de wetenschap worden innovaties ontwikkeld die niet makkelijk te implementeren zijn. Door deze werelden aan elkaar te koppelen, kunnen we innovatie versnellen”, verklaart Goedele Geuskens, onderzoeker bij TNO en nauw betrokken bij de ontwikkeling van Sharebouw&Techniek. 

Huub Keizers (TKI Bouw en Techniek) en Goedele Geuskens (TNO)

Regionale netwerken onmisbaar

Waarom is een regionale aanpak nodig om de toepassing van innovaties te versnellen? “Een aanzienlijk deel van de arbeidsmarkt is regionaal. In de bouw zijn bijvoorbeeld veel familiebedrijven actief die in de regio werken. Voor hen is het belangrijk om van dichtbij te kunnen zien wat de impact van bepaalde innovaties is. Een online plaatje van een nieuw, biobased materiaal zegt niet veel. Bedrijven geven zelf aan dat vakmensen die een 3D-geprint element in handen krijgen, enthousiast worden om dit product toe te passen in hun werk. Door het met eigen ogen te zien en te experimenteren krijgen ondernemers en vakmensen een veel beter beeld van de mogelijkheden”, zegt Geuskens. 

Bij het programma zijn vier regionale hubs aangesloten, in het noorden, zuiden, oosten en westen van Nederland. Deze hubs opereerden al op het gebied van skills ontwikkeling en innovatie en hebben zich aangesloten bij het programma om gezamenlijk verder te groeien. Gezamenlijk ontwikkelen zij een schaalbare regionale human capital aanpak, en tegelijkertijd is er oog voor regionale verschillen en behoeften. Zo is in hub Noord veel aandacht voor biobased bouwen en het aardbevingsbestendig maken van de gebouwde omgeving. Terwijl in de Hub West digitalisering in de keten centraal staat. De opgedane kennis en ontwikkelde aanpakken wisselen de hubs uit, zodat zij sneller leren. Hierdoor zijn met het programma eerste stappen gezet naar een duurzame infrastructuur gericht op human capital.  

Sharebouw&Techniek  

De Sharebouw&Techniek methode versnelt skills ontwikkeling en toepassing van innovaties door concrete activiteiten uit te voeren op de volgende lijnen:  

  1. Learning community; partijen uit de werelden van werken, leren en innoveren delen kennis en bouwen samen nieuwe kennis op door uitdagingen op te pakken. 
  2. Technologische en sociale innovatie; Inzicht in en door ontwikkelen van technologische en sociale innovaties, zoals nieuwe manieren van werken.  
  3. Lerende organisaties en ketens; Versterken van lerend en innovatief gedrag en samenwerking in de keten zodat innovaties kunnen landen. Zo is er een micro learning community opgezet met verschillende partners.  
  4. Vernieuwing in leren en ontwikkelen; Innovatie in onderwijs, zowel qua inhoud als in de vorm. Er is bijvoorbeeld meer aandacht voor challenge-based learning met opdrachten uit de praktijk.   
  5. Innovatie adoptie en opschaling; Versterken van de toepassing van innovaties en de opschaling.  

“De kracht van de methode ligt in het combineren van samenhangende activiteiten in alle lijnen. We zien nu vaak projecten op losse pijlers zoals onderzoek of onderwijs. Maar juist het combineren van innovatie, skills ontwikkeling en werken in de praktijk zorgt voor versnelling van de toepassing van innovaties”, zegt Geuskens. Daarnaast zijn er binnen de verschillende pijlers verbeterde werkwijzen ontwikkeld. Keizers voegt toe: “Het programma is gezamenlijk gefinancierd. Dat is vrij uniek, vaak is de financiering voor één van de onderdelen waardoor de implementatie in de keten en binnen het bredere ecosysteem niet of slechts vertraagd tot stand komt.” 

De hele keten aansluiten

Om het programma te laten slagen én om echt impact te maken, is het belangrijk dat de hele keten is aangehaakt, zo schetsen Geuskens en Keizers. Het gaat dus om kennisinstellingen van mbo’s tot universiteiten, grote en kleine bedrijven, woningcorporaties en overheden op verschillende niveaus. In totaal zijn inmiddels 380 verschillende partijen aangesloten bij het netwerk. “Innovatieve, grote mkb-bedrijven spelen een belangrijke rol. Kleine mkb’ers zijn lastig te betrekken bij dit soort projecten. Zij hebben niet altijd de mankracht, de tijd en de middelen om hieraan te werken, maar ze vormen wel een belangrijk deel van de sector”, zegt de onderzoeker.  

Ook daarom is het belangrijk om studenten kennis bij te brengen over verduurzaming, nieuwe werkprocessen, de mogelijkheden van digitalisering en industrieel bouwen ziet Keizers. “Een aanzienlijk deel van de studenten gaat over vier jaar aan de slag bij zo’n mkb’er. Zo nemen zij deze inzichten mee naar het bedrijfsleven. Dit is misschien geen oplossing voor de korte termijn, maar het heeft in de toekomst zeker invloed op de innovatiekracht van dergelijke bedrijven. Bovendien is de nieuwe aanwas extra belangrijk omdat de sector te maken heeft met vergrijzing.”  

Terugkijkend op het programma van het afgelopen jaar zien Geuskens en Keizers dat er al impact is gemaakt op de skills ontwikkeling van studenten en professionals. Naast technologische skills benoemen zij juist ook de soft skills. Geuskens: “Professionals geven bijvoorbeeld aan dat ze leren hoe ze beter kunnen samenwerken in de keten en hoe ze een innovatieproces kunnen vormgeven.”  

Impact op bedrijven 

Het programma – dat gericht was op human capital – heeft ook direct impact op de bedrijvigheid in Nederland. Geuskens: “We zien bedrijven door de regionale aanpak stappen zetten in digitaal werken. En vanuit Hub Noord is een showcase uitgevoerd, van plant tot pand, waarin vlas is geteeld en verwerkt tot bouwelementen. Mede door dit project onderzoeken zeventig boeren uit de regio nu hoe zij vlas kunnen gaan telen en hoe de hele keten – inclusief productie – kan worden gesloten. Zo reikt de impact van het programma veel verder dan de skills.”  

Het programma is bijna afgerond, maar de contacten blijven. Keizers: “Door dit programma zijn we nu ook gesprekspartner rondom human capital bij organen als de mbo-raad. Dat vergroot de impact op lange termijn. Daarnaast gaan de hubs in ieder geval de komende twee jaar nog samen optrekken, onder andere in het programma Toekomstbestendige Leefomgeving van TKI Bouw en Techniek. Daarbij kijken we ook hoe de kennis verder gedeeld kan worden naar regio’s die momenteel nog niet zijn aangesloten.” 

Meer weten over Regionaal Bouwen aan Human Capital?

 

Funderingsproblematiek: oproep voor nationale aanpak en noodzaak voor schaalbare innovaties

De bodem en het grondwater in Nederland zijn in beweging en dat heeft effecten op de funderingen van gebouwen. Door deze bewegingen krijgen naar verwachting meer dan vierhonderdduizend panden in Nederland funderingsschade. Deze schade kan beperkt worden als er snel wordt ingegrepen door middel van een aantal maatregelen. De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) heeft op 29 februari 2024 haar aanbevelingen verwoord in het rapport ‘Goed gefundeerd’ – een nationale aanpak funderingsproblematiek. De adviezen zijn gevraagd door het kabinet.

In het rapport wordt beschreven wat de effecten van de funderingsproblematiek zijn op gebouwen, hun eigenaren en de maatschappij. De rapportage stelt dat als de overheid niet helpt om het probleem op te lossen, de maatschappelijke kosten op den duur oplopen tot ruim 50 miljard euro. Ook zal de onrust hierover in de samenleving sterk toenemen. Daarom wordt gepleit voor een nationale aanpak funderingsschade.

Deze nationale aanpak funderingsschade zal veel van de ontwerp-, bouw- en techniek sector vragen. Met name om de uitvoering van het benodigde funderingsherstel te verbeteren is een programmatisch aanpak van innovatie en opschaling nodig. De Raad adviseert het kabinet hiervoor driehonderdzestig miljoen euro vrij te maken.

Bart Brink, senior programmamanager Levensduurverlenging: “De omvang van de problematiek is zo groot dat er een forse opschaling in kennis en capaciteit nodig zal zijn voor inventarisatie en uitvoering, om de kosten van het herstel te verlagen en de tijdsduur van de uitvoering te verkorten. Innovatie voor opschaling is daarvoor noodzakelijk. Wij gaan hiermee graag aan de slag, samen met beleidsmakers en uitvoerders”.

Lees het volledige advies

Van bouwen naar behouden: doelen 2030 en 2050 vragen om kanteling naar levensduurverlenging

Circa 85-95% van de bestaande woningen, utiliteitsgebouwen en infrastructuur zal ook in 2050 nodig zijn. “Toch besluiten we vaker om iets nieuws te bouwen, dan iets te laten staan”, zegt Leonie Koops, voorzitter van de programma adviesraad (PAR) van het meerjarige missiegedreven programma Levensduurverlening gebouwde omgeving van TKI Bouw en Techniek. “Als we onze doelen voor de gebouwde omgeving in 2030 en 2050 willen behalen, zal er een kanteling moeten komen waarbij we beseffen dat nieuwbouw niet de norm is.”

Leonie is van huis uit civiel ingenieur met meer dan 20 jaar ervaring op het snijvlak van techniek, maatschappij en organisatie. Gedreven door de vraag hoe techniek kan bijdragen aan maatschappelijk nut focust ze zich in haar rollen bij Witteveen+Bos en TU Delft op het vraagstuk levensduurverlenging: hoe kunnen we de functionaliteit van bestaande gebouwde objecten behouden?

 

“Om onze maatschappij draaiende te houden moeten we niet vergeten dat we ook alles wat we al hebben in stand moeten houden en moeten blijven aanpassen”

 

“Dat is op dit moment het meest onderbelichte vraagstuk in de sector, maar ontzettend belangrijk. We hebben talloze gebouwde objecten die functioneel moeten blijven of op een andere manier moeten functioneren. Dit geldt voor de woningvoorraad, maar ook voor utiliteitsgebouwen en civiele objecten. De focus van de sector ligt op het bouwen van nieuwe objecten, maar om onze maatschappij draaiende te houden moeten we niet vergeten dat we ook alles wat we al hebben in stand moeten houden en moeten blijven aanpassen. En daar doen we op dit moment te weinig voor. Recent onderzoek van TNO laat zien dat de renovatie-opgave minstens twee keer zo snel moet gaan om onze civiele kunstwerken functioneel te houden. Voor de verduurzaming van maatschappelijk vastgoed moet dit zelfs drie keer zo snel. Dit terwijl het deze aandacht in de sector nog lang niet krijgt.”

Waarom is levensduurverlenging zo onderbelicht? “We hebben niet genoeg stilgestaan bij het feit dat objecten aan het einde van hun levensduur niet zomaar vervangen kunnen worden. De functionaliteit van deze objecten moet behouden blijven, wat betekent dat we niet simpelweg iets kunnen slopen en opnieuw kunnen bouwen. Dit wordt versterkt door duurzaamheidskwesties en de druk op grondstoffen, waardoor het behoud van objecten door levensduurverlenging een noodzaak is geworden.”

 

“Het gaat niet alleen om het veranderen van de aanpak van individuele projecten, maar om een fundamentele verandering van het systeem.”

 

Dit vraagt om een aanzienlijke verandering in de sector. “Het is een diepgeworteld probleem dat al begint bij de opleiding. We leren de nieuwe generatie architecten en ingenieurs hoe ze nieuwe objecten moeten ontwerpen, maar we leren ze niet hoe ze bestaande objecten operationeel kunnen houden of verbeteren. Dit patroon vervolgt zijn weg door de hele sector, die volledig gericht is op het creëren van nieuwe objecten. Daarmee is het vraagstuk levensduurverlenging iets wat van voor naar achter moet worden aangepakt. Het gaat niet alleen om het veranderen van de aanpak van individuele projecten, maar om een fundamentele verandering van het systeem.”

Als voorzitter van de programma adviesraad (PAR) van het meerjarige missiegedreven programma Levensduurverlening gebouwde omgeving van TKI Bouw en Techniek, streeft Leonie ernaar levensduurverlenging stevig te verankeren in de sector. “Waar ik het meest trots op ben? De unieke samenstelling van onze adviesraad. De uitdaging van levensduurverlenging strekt zich uit over woningbouw, utiliteitsbouw en civiele techniek, vakgebieden die van oudsher van elkaar zijn gescheiden. In onze programma adviesraad staat het probleem centraal, niet de specifieke domeinen. Dit resulteert in een integrale aanpak, waarbij alle domeinen samenwerken aan innovaties ten behoeve van de totale opgave.”

 

Levensduurverlenging
Leonie Koops , Witteveen en Bos

 

Volgens Leonie is dit een logische benadering. “Veel innovaties zijn niet gebonden aan één specifiek domein, maar hebben waarde voor zowel woningbouw, utiliteitsbouw als civiele techniek. Door dit integraal te benaderen, kunnen innovaties uiteindelijk sneller en op grotere schaal worden toegepast. Deze integrale aanpak gaat verder dan alleen het samenbrengen van verschillende domeinen. Organisatorisch is er ook veel winst te behalen. Door opdrachtgevers, uitvoerders en beheerders op lokaal, regionaal en nationaal niveau bij elkaar te brengen. Zo zorgen we ervoor dat deze aspecten elkaar versterken in plaats van vertragen.”

 

“Als sector zijn we gewend om elk object afzonderlijk te bekijken, maar om snelheid te maken moeten we problemen in clusters van objecten aanpakken.”

 

Hoe kunnen we de levensduurverlenging van de gebouwde omgeving versnellen? “Voor een systematische aanpak moeten we de herhaalfactor van bepaalde uitdagingen concreet maken. We moeten de renovatieopgave niet object per object benaderen, maar vanuit de problematiek zelf. Als sector zijn we gewend om elk object afzonderlijk te bekijken, maar om snelheid te maken moeten we problemen in clusters van objecten aanpakken. Door een probleem te identificeren dat voorkomt bij een cluster objecten, bijvoorbeeld funderingen met een bepaald kenmerk, kunnen we de herhaalfactor vergroten en daardoor sneller en op grotere schaal renoveren.”

Daarbij doet Leonie een oproep aan de sector: “Het programma en de PAR zijn er om veelbelovende ideeën met aanzienlijke maatschappelijke impact te realiseren. Of het nu gaat om organisatorische of technische aspecten, met ons netwerk kunnen we je ondersteunen bij het leggen van verbindingen die nodig zijn en het slechten van barrières voor versnelling en opschaling. Dit is waar wij als programma en PAR echt het verschil in kunnen maken.”

 

Meer weten over MMIP Levensduurverlenging?

 

 

 

Provincie Utrecht en regio Drechtsteden willen woningen grootschalig isoleren

Niet één maar twee regio’s publiceerde afgelopen week een gezamenlijke aanbesteding. De Provincie Utrecht én RES-regio Drechtsteden gaan hun inwoners met een koopwoning helpen om sneller energiezuinig en comfortabel te wonen. Dit uitvoeringsprogramma hielp hen met een opschaalbare aanpak, die ook in andere regio’s toepasbaar is.   TKI Bouw en Techniek is een van de vier partners van Verbouwstromen.

Met hetzelfde geld meer impact
“In deze aanbestedingen wordt de markt uitgedaagd”, vertelt Josien Kruizinga, verbouwstroomontwikkelaar MCO. “Je moet als aanbieder grote aantallen ‘weg kunnen zetten’ én hoge kwaliteit leveren aan de inwoners. De markt krijgt daarmee veel ruimte, maar moet ook leveren”. Het is een vernieuwende aanpak, waarbij een vast bedrag is gereserveerd voor de inrichting van het proces. Daarbovenop is er geld beschikbaar voor marketing, voor leren en voor innoveren. Door de middelen op deze manier te bundelen en in te zetten, kunnen gemiddeld drie woningen begeleid worden voor het geld van één. De samenwerking geldt voor vier jaar en is uit te breiden met nieuwe gemeenten en nieuwe gelden.  

Nog niet eerder kwam er een uitvraag zoals bij de Provincie Utrecht en RES-regio Drechtsteden op de markt waarin zoveel gemeenten, hun krachten bundelen om woningeigenaren te stimuleren bij het isoleren van hun woning. Gemeenten kunnen hun woningeigenaren ondersteunen met middelen die zij hebben ontvangen uit het Nationaal Isolatieprogramma (NIP). De aanbesteding van de RES-regio Drechtsteden is bedoeld om mensen met een koopwoning te helpen hun huis te isoleren en verder te verduurzamen. Ook onder woningeigenaren zijn veel gezinnen met een kleine portemonnee. De betrokken gemeenten kunnen hun potjes slim inzetten om hen extra te ondersteunen met subsidie. Ze kunnen hierin elk hun eigen keuzes maken die passen bij hun inwoners. 

Jan van Beuningen, directeur Bouwen en Energie bij het ministerie van Binnenlandse Zaken is enthousiast over deze aanpak: “Dit trekt ambitieuze marktpartijen aan die lef hebben met een innovatieve manier van werken. Dit kan niet anders dan leiden tot een versnelling in de uitvoering en dat is precies wat we nodig hebben om mensen te helpen hun energierekening omlaag te krijgen. Hiermee zetten we concrete stappen om de energietransitie haalbaar en betaalbaar te maken.”  

Unieke aanpak
Deze aanpak is op allerlei manieren uniek te noemen: 
1. Opschalen van eenmalige projecten naar een meerjarige aanpak (meerjarig collectief ontzorgen). De elf gemeenten kunnen samen veel meer bereiken als ze hun NIP-gelden bundelen. 
2. Van lokale naar regionale samenwerking. Het project maakt onderscheid tussen wat lokaal moet en wat daarbovenop regionaal kan.  
3. Doorlopend leren en verbeteren. Het project levert kennis en inzichten op, die direct vertaald worden in nieuwe proposities en een nog betere aanpak. Op de lange termijn zorgt dit voor steeds meer impact.  

Ben jij werkzaam bij een gemeente of een regionaal samenwerkingsverband en wil je weten wat jullie mogelijkheden zijn? Neem dan contact op via info@verbouwstromen.nu  

 


 

Verbouwstromen is onderdeel van meerjarige missiegedreven innovatieprogramma Levensduurverlenging gebouwde omgeving van TKI Bouw en Techniek.

TKI Bouw en Techniek onderzoekt aansluiting met Europese innovatieagenda’s

Het ECTP (European Construction and sustainable built environment Technology Platform (ECTP) heeft eind vorig jaar haar strategische onderzoek- en innovatieagenda 2024-2030 gepubliceerd. Dit Europese platform bestaat uit meer dan 150 deelnemers uit de Europese ontwerp-, bouw- en techniek sector.

Deze agenda zal mede richtinggevend zijn aan het Europese innovatie beleid en daaruit volgende regelingen zoals het Horizon programma.

Uit analyse van TKI Bouw en Techniek van deze agenda blijkt dat er veel overeenkomsten zitten tussen deze agenda en de drie meerjarige missiegedreven innovatie programma’s: circulariteit, levensduurverlenging en klimaatadaptatie.

Geïdentificeerde innovaties in de agenda van het ECTP, komen dan ook grotendeels overeen met de innovaties in bestaande programma’s zoals Toekomstbestendige Leefomgeving en nieuwe aankomende programma’s.

Deze overeenkomsten bieden dan ook kansen naar de toekomst toe. Bijvoorbeeld door de inzet van Europese middelen voor Nederlandse innovaties en kennis uitwisseling tussen landen met soortgelijke maatschappelijke opgaves.

De komende periode gaat TKI Bouw en Techniek actief aan de slag om met andere stakeholders, zoals TNO en RVO, aansluiting tussen Europees onderzoek en regelingen en nationale initiatieven verder vorm te geven voor de gebouwde omgeving.

Meer weten over hoe je kan aansluiten bij Europees onderzoek en/of innovaties? Neem dan contact op met Bart Brink (bart@tkibt.nl)

Nieuwsbrief

* verplicht

TKI Bouw en Techniek is het Topconsortium voor Kennis en Innovatie in bouwontwerp, bouw en bouwtechniek gericht op een toekomstbestendige gebouwde omgeving.

TKI Bouw en Techniek werkt aan drie meerjarig missiegedreven innovatieprogramma’s: Circulaire bouw en infrastructuur, Levensduurverlenging gebouwen en omgeving en Klimaatadaptief, natuurinclusief en omgevingsbewust bouwen. Samen met andere TKI’s werken wij aan de doorsnijdende thema’s digitalisering, industrialisering en human capital.