Auteur: Laura Bicknell

De taal van Het Nieuwe Normaal

O3 – Samen versnellen naar HNN
Als we circulair bouwen als Het Nieuwe Normaal willen gaan zien, moeten er eerst goede afspraken worden gemaakt en uitgangspunten worden bepaald. Wat is circulair bouwen, welke prestaties streven we na? Voor effectieve emissiereductie moeten opdrachtgevers en -nemers in de bouw eerst dezelfde taal spreken.

‘Het Nieuwe Normaal is een nieuwe, breed gedragen standaard met haalbare én ambitieuze prestaties op het gebied van circulair bouwen’, legt Merlijn Blok uit. Als Sustainability Consultant bij Metabolic heeft Blok zich de afgelopen jaren gespecialiseerd in duurzaam en circulair bouwen. Daarin heeft binnen Het Nieuwe Normaal al de nodige standaardisatie plaatsgevonden, met steeds scherpere prestatie-indicatoren voor bijvoorbeeld materiaalgebruik, losmaakbaarheid, en de milieu-impact van materialen. Er zijn diverse initiatieven opgekomen om circulair bouwen meetbaar te maken, zoals dat van CB’23.
Blok: ‘Vanuit Het Nieuwe Normaal sluiten we zo veel mogelijk aan bij de bestaande methodieken en instrumenten. Waar ze nog ontbreken, ontwikkelen we die. Dit project heeft een heel duidelijk doel: hoe kunnen we van ambities naar opgaven gaan? En hoe kunnen we van houdbare en schaalbare circulaire prestaties Het Nieuwe Normaal maken?’

Circulair impact maken

Binnen het deelproject zijn zes opdrachtgevers en zes opdrachtnemers uit de Nederlandse bouw verenigd, om tot een marktgedragen aanpak te komen voor circulair bouwen. ‘De centrale vraag is: welke impact kun je daarmee bereiken’, stelt Toni Kuhlmann, projectleider bij Metabolic voor Het Nieuwe Normaal. ‘Het doel is bouwen binnen de grenzen van de planeet. Dan hebben we het natuurlijk over Paris Proof, maar stikstof hoort daar ook bij. Het doel is om te komen tot schaalbare prestatieniveaus. Hoe kun je de markt echt helpen? Als je een nieuw gebouw gaat realiseren als aannemer of opdrachtgever, wat is dan een haalbaar ambitieniveau? Hoe ver kun je gaan in circulariteit?’

Bouwhubs voor de ‘last mile’

Wat het project concreet oplevert, is een raamwerk waarbinnen gebouwen, maar ook gebieden en infrastructuur worden geëvalueerd op basis van duurzaamheid en circulariteit. ‘Aan de hand van vragenlijsten en prestatie-indicatoren worden uiteindelijk meer dan 500 projecten geëvalueerd’, legt Kuhlmann uit. ‘We willen naast CO2 ook specifiek de impact van circulair bouwen op de stikstofuitstoot bekijken. Op projectniveau evalueren we daarom wat de stikstofdepositie is geweest, en welke maatregelen hebben bijgedragen aan stikstofreductie.’
Blok vult aan: ‘Doordat je modulair en prefab gaat bouwen, doordat je emissies in de fabriek beter onder controle hebt, of doordat je elektrisch materieel inzet. Op de bouwplaats of in de logistiek. Zo kunnen bouwhubs de emissies tijdens de ‘last mile’ een stuk verlagen. Dat zijn specifieke maatregelen die we uitvragen om inzicht te krijgen.’

Waardevol puzzelstuk

De eerste reacties van deelnemers aan het deelproject zijn positief. ‘Met name opdrachtgevers vinden het prettig dat het raamwerk hen praktische handvatten biedt’, merkt Blok. ‘Om te bepalen wat circulair bouwen nou eigenlijk is, en welk ambitieniveau ze moeten hanteren bij een uitvraag. Het is een waardevol puzzelstuk om circulair bouwen te versnellen.’
Eind dit jaar wordt de eerste versie van het raamwerk opgeleverd, maar dat is pas het begin. Prestatieniveaus zullen zich blijven ontwikkelen.
Minstens zo belangrijk voor het ontwikkelen van een standaard is een breed draagvlak, weet ook Kuhlmann. ‘Bij de presentatie van de 1.0-versie van het raamwerk op 7 december kunnen partijen zich aansluiten bij Het Nieuwe Normaal. Door het tekenen van een manifest committeren ze zich aan Het Nieuwe Normaal en krijgen ze van ons alle tools om ermee aan de slag te gaan.’

‘Hoe kunnen we van houdbare en schaalbare circulaire prestaties Het Nieuwe Normaal maken?

Partners

  • ALBA Concepts
  • Copper8
  • Metabolic
  • Cirkelstad
  • Technische Universiteit Delft
  • Witteveen + Bos Raadgevende ingenieurs

Resultaten

In december 2023 wordt de 1.0-versie van het raamwerk voor Het Nieuwe Normaal opgeleverd, met breed gedragen prestatieniveaus die meegenomen kunnen worden in het proces van aanbesteding. Voor het evalueren van projecten is een gestructureerde vragenlijst opgesteld en omgezet in een online module. Er is een integrale indicator ontwikkeld om stikstof in alle aspecten en alle soorten bouwproject mee te nemen. Het opstellen van de indicator leidt tot kennis en bewustzijn voor opdrachtgevers en opdrachtnemers die gebruikmaken van of hulp zoeken in Het Nieuwe Normaal. Geïnteresseerde partners die met HNN aan de slag willen, kunnen zich inschrijven voor het manifest.

 

Toolbox geeft inzicht in effect emissiereducerende maatregelen

O2 – Toolbox emissiereductie bouw
Hoe verlaag ik de stikstofuitstoot van mijn bouwprojecten? Met een eenvoudig rekenmodel kunnen aannemers en opdrachtgevers straks al in een vroeg stadium stikstofemissies én stikstofbesparingen berekenen.

De forse stikstofreductie die noodzakelijk is om de bouw vlot te trekken, vergt een duidelijk inzicht in wat die emissies veroorzaakt. En dat vraagt om één gestandaardiseerde wijze om emissies in te schatten en te berekenen. Daarnaast is er keuze uit veel maatregelen om de uitstoot terug te dringen. Oftewel: welke ingreep levert de grootste besparing op? Inzichten die nu nog grotendeels ontbreken in de bouw, constateert Siem van Merrienboer, logistiek consultant bij TNO en de inhoudelijke expert van dit deelproject. “We merkten dat er nauwelijks betrouwbare data of gestandaardiseerde rekenmethodes waren om de emissies veroorzaakt door het bouwtransport en de inzet van bouwmachines op een bouwplaats te bepalen.”

Meer knoppen om aan te draaien

Daar moet de nieuw ontwikkelde, praktische rekentool in voorzien. Aannemers en opdrachtgevers kunnen hiermee al in een pril stadium van een bouwproject de emissie inschatten. Ze zien wat de grootste drivers zijn en welke emissiebesparende er maatregelen mogelijk zijn.
“Voor dit project hebben we onze kennis van logistiek en transport, gecombineerd met onze ervaringen op het gebied van alternatieve bouwmethoden en duurzame bouwmaterialen”, legt Van Merrienboer uit.
De rekentool is gebaseerd op een eerder ontwikkeld emissiemodel voor bouwlogistiek (zie daarvoor: noxestimator.nl). “Daarmee was de uitstootinschatting redelijk eenvoudig te bepalen op basis van een paar kenmerken van het bouwproject en vele aannames. Het aantal ‘knoppen’ waaraan je kon draaien was echter beperkt. Met de nieuwe tool geven we aan waar de grootste drivers van emissies zitten. Daarmee geven we richting aan welke maatregelen het meeste effect genereren. Denk aan keuzes in bouwmachines, bouwmethodiek en logistiek.” De tool is primair gericht op woningbouw, maar ook voor infrastructuur (GWW) en utiliteitsbouw geeft de tool inzicht in de emissies.

Stapsgewijs verfijnen

Een belangrijk voordeel is dat er ook met minimale input al een redelijk betrouwbare emissieschatting ontstaat, die je stapsgewijs kunt verfijnen. Bijvoorbeeld door precies aan te geven hoeveel bouwmateriaal je gaat vervoeren, of het type machines dat je gaat gebruiken. De tool laat ook de impact van bouwhubs zien. Daarmee kun je met name het transport over de laatste kilometers efficiënter organiseren, vertelt Van Merrienboer. “Op basis van onze eerdere ervaringen blijken bouwhubs vooral van toegevoegde waarde in de afbouwfase, waarin veel inefficiënte transporten plaatsvinden en de ketenregie uitdagend is. Dan heb je het over de laatste 20 procent van het totale bouwtransport. Met een bouwhub bespaar je daar zo’n 70 procent emissies. Op het totale bouwproject is dat dan zo’n 15 procent.”

Scherpere kengetallen

Van Merrienboer, die zelf uit de logistiek komt, leerde door de samenwerking met de bouwspecialisten van TNO vooral veel over de impact op logistiek van de verschillende bouwmethodes. “Om woningen vrijwel volledig prefab in de fabriek te produceren en vervolgens in delen naar de bouwplaats te transporteren, vraagt om een andere logistieke benadering. Wat ik bij dit project ook heb geleerd is dat standaardisatie in de manier waarop we emissies berekenen, veel kan brengen voor de bouw. Ik zie nu nog heel veel onbekendheid op gebied van emissiegetallen en een gebrek aan data voor de kengetallen in het rekenmodel. Mijn hoop is natuurlijk dat de rekentool veel gebruikt gaat worden. Daarom is het ook een publieke tool. Hierdoor worden die kengetallen steeds scherper en de schattingen nauwkeuriger.”

‘Standaardisatie in de manier waarop we emissies berekenen kan veel brengen voor de bouw’

Partner

TNO

Resultaten

Dit project levert een eerste opzet op van een online rekentool. Daarmee kan het totaaleffect op emissies worden bepaald van verschillende emissie-reductiemaatregelen gericht op bouwmethodes, bouwmachines en bouwlogistiek. Deze tool geeft de bouwsector heldere inzichten in de stikstofuitstoot van bouwtransport en de inzet van bouwmachines op bouwprojecten. Door de impact op emissies inzichtelijk te maken, kunnen aannemers en opdrachtgevers in een vroeg stadium optimale keuzes maken ten aanzien van besparende maatregelen.

Bouwen binnen de grenzen van onze planeet

O1 – Materiaalvraag woningbouw
Ons land staat voor een forse bouwopgave met daarbij voor 2030 ambitieuze emissiereducties. De doelen zijn helder, maar de veranderpaden allerminst. Vier toonaangevende adviesbureaus verkenden welke verduurzamingsroutes reëel zijn als we onze woningbouwvraag willen realiseren binnen de grenzen van onze planeet.

‘In de duurzaamheidsambities gaat het bijna altijd over de einddoelen en reductiepercentages. Maar wat in mijn ogen ontbreekt is een goed beeld van de toekomst, inclusief veranderpaden hoe we daar moeten komen.’ Aan het woord is Sybren Bosch, adviseur bij Copper8, dat samen met Metabolic, NIBE en Alba Concepts de krachten bundelde voor een alternatieve verkenning van de duurzame toekomst van de bouw. Bosch: ‘We wilden een totaalverkenning maken: wat is de totale materiaalvraag, CO2-uitstoot en milieu-impact van de woningbouwopgave tot en met 2030? En hoe gaan we ervoor zorgen dat we in de buurt komen van de klimaatdoelen? Daarbij hebben we naar de cumulatieve uitstoot en reductie gekeken en ook voor het eerst het CO2-budgetdenken binnen een sector geïntroduceerd.’

Forse bijdrage beton

Bij de verkenning is allereerst de impact van bouwen conform business-as-usual bepaald. Als er niets verandert, nemen de materiaalvraag en milieu-impact van de bouw verder toe. Zo leidt de woningbouwopgave tot een totale materiaalvraag van 104 Mton: alsof je op iedere Nederlandse vierkante meter 2,5 kilo neerlegt. Gewapend beton heeft daarbij het grootste aandeel, zowel qua massa (67%) als qua CO2-uitstoot (45%). Beton wordt gevolgd door steenachtige materialen als bakstenen en keramiek, en op basis van de bredere milieu-impact hebben ook installaties een significant aandeel.

Zes circulaire scenario’s

Gelukkig zijn er ook alternatieve, circulaire scenario’s die de milieu-impact flink kunnen verlagen, schetst Bosch. ‘Door de bestaande woningvoorraad beter te benutten, kun je tot en met 2030 zo’n 50.000 woningen realiseren zonder bouwkundige ingrepen. Nog eens 100.000 woningen kun je realiseren door het optoppen en transformeren van de bestaande gebouwvoorraad. Je kunt kleiner bouwen, meer appartementen in plaats van grondgebonden woningen. Ook met hoogwaardig hergebruik van materialen en biobased bouwen bespaar je fors. De industriële productie van woningen kan een versneller zijn van deze veranderpaden. Deze mogelijke strategieën leiden gecombineerd tot een veranderscenario, dat de CO2-uitstoot van de bouw tot en met 2030 met 33% kan verminderen.’

CO2-filosofie ook voor stikstof

Omdat de focus in eerste instantie op materiaal- en CO2-reductie lag, onderzochten Bosch en zijn collega’s of ze de CO2-benadering ook op stikstof konden toepassen. ‘Dat bleek lastiger dan gedacht, om meerdere redenen. Zo is er simpelweg weinig data over de daadwerkelijke uitstoot voorhanden, en werken de natuurlijke stikstofcycli anders dan de koolstofcycli. Ondanks dat de basis onvoldoende sterk bleek om een specifiek stikstofbudget te bepalen, is de filosofie ook op stikstof toepasbaar.’

‘Onze gemeenschappelijk wens is om met minimale impact in onze woonbehoefte te voorzien’

Kennisniveau moet snel omhoog

Wat is er nu nodig voor implementatie? Bosch: ‘Stap één is begrip. Dat we binnen de bouw snappen waardoor de CO2- en stikstofuitstoot veroorzaakt wordt, en hoe we er wat aan kunnen doen. Dat kennisniveau moet snel omhoog, ook om de besluiten die nodig zijn voor uitstootreductie goed te kunnen beargumenteren. In het verhogen van dat kennisniveau hebben wij als adviesbureaus een belangrijke taak.
Daarbij is de circulaire economie geen doel op zich, maar een middel om te zorgen dat we op een houdbare manier met onze planeet omgaan. Onze gemeenschappelijk wens is om met minimale impact in onze woonbehoefte te voorzien. Maar hoe krijgen we dat voor elkaar? Wij weten het exacte antwoord ook niet, maar willen er met deze verkenning wel een bijdrage aan leveren.’

Partners

  • Copper8
  • Metabolic
  • NIBE
  • Alba Concepts

Resultaten

Met deze verkenning is het CO2-budgetdenken geïntroduceerd en wordt inzicht gegeven in de effectiviteit van verschillende circulaire strategieën voor de woningbouw en een systemisch perspectief op de benodigde veranderingen. De conclusies uit deze verkenning geven een indicatie van de verbetering die mogelijk is in CO2 en overige milieu-impact als deze duurzame strategieën worden toegepast. Voor het kwantificeren van de stikstofuitstoot is een denkkader en indicatieve doorrekening ontwikkeld om richting te geven aan de uitstootreductie.

 

Emissieloos materieel delen moet en kan makkelijker

D4 – Emission 0
Om emissies op de bouwplaats terug te dringen, stijgt de vraag naar elektrisch materieel. Emission 0 hoopt verandering te brengen in het schaarse aanbod en de hoge kosten, met een deelplatform waarop gemakkelijk fossielvrij bouw- en transportmaterieel kan worden gehuurd.

Anne Koudstaal, die als innovatiemanager bij Dura Vermeer werkt, is een van de grondleggers en bestuurder van stichting Emission 0. Hij weet nog goed hoe het idee ontstond: ‘Het begon voor mij toen ik nog bij KWS werkte aan het project PlasticRoad. Dat is een circulaire wegconstructie waarbij gerecycled kunststof wordt toegepast als grondstof. Hiervoor gebruikten we een elektrische vacuümmachine. Alleen stond die machine vaker stil dan dat hij gebruikt werd. Zonde, vond ik, want stratenmakers zouden hier graag gebruik van maken.’ Zo ontstond het eerste idee van een marktplaats voor elektrisch materieel, om de transitie in bouw- en transportmaterieel te versnellen.

Investeringsdrempel wegnemen

‘We willen dat partijen sneller en makkelijker aan het materieel kunnen komen’, stelt Koudstaal. ‘Daarnaast willen we de investeringsdrempel wegnemen, zodat het voor iedereen haalbaar en betaalbaar wordt om emissieloos te werken.’ Koudstaal merkte bovendien dat de prijzen van elektrisch materieel weinig transparant zijn, wat de inzet ervan in de weg staat. ‘Op ons platform staan duidelijk de huurprijzen vermeld. Met die prijzen kun je dus direct berekenen wat de inzet kost en hoeveel stikstof en CO2 je daarmee reduceert. Op termijn, als meer partijen veel gelijksoortig materieel gaan aanbieden, ontstaan er marktprijzen waarbij vraag en aanbod in evenwicht zijn.’

Meer delen, minder stilstand

Door het inzicht in vraag en aanbod ziet Koudstaal ook hoe de markt voor elektrisch materieel zich ontwikkelt. ‘We zien bijvoorbeeld dat er veel vraag is naar elektrische kranen, terwijl er veel te weinig capaciteit is in de markt. Dat zou je ook willen teruggegeven aan subsidieverleners: ga daar nu actief op stimuleren, dat die gekocht gaan worden. Voor alle binnenstedelijke werken heb je mobiele graafmachines nodig. Voor grote dijkversterkingen heb je rupskranen nodig.’ Uiteindelijk moet er ook weer niet te veel elektrisch materieel komen, merkt Koudstaal op. ‘Emission 0 moet eraan bijdragen dat er meer materieel wordt gedeeld en dat er minder stilstand is. Minder aanschaf betekent ook minder productie en dat is natuurlijk ook duurzamer. De sector moet dus ook meer samenwerken als het om materieel gaat.’

Ook tenders uitzetten

Het ophalen van de benodigde funding en het optuigen van het online platform kostte meer tijd dan verwacht. Maar inmiddels is Emission 0 live, en staan er ruim dertig machines van een tiental aanbieders op. ‘We willen de komende maanden werken aan de bekendheid van het platform, zodat er meer aanbod komt op het platform en dus ook de vraag op gang komt’, vertelt Koudstaal. ‘We willen uiteindelijk dat het mogelijk wordt om via het platform een tender uit te zetten. Partijen kunnen vervolgens daar hun materieel aan koppelen. Daarmee kun je al vooraf peilen of een opdracht volledig emissieloos kan worden uitgevoerd. Tegelijkertijd biedt zo’n tender voor aanbieders van materieel ook zekerheid van werk.’

‘Maak er gebruik van’

‘Ik ben trots op het feit dat het platform nu staat’, besluit Koudstaal, ‘maar nog meer op het vertrouwen en de deelname van de partners die hun materieel delen. Ik zou willen zeggen: ga het gebruiken. Iedereen kan het materieel gratis uploaden op emission-0.nl. Probeer het uit en maak gebruik van het materieelaanbod dat er al is. Daarmee komt emissieloos bouwen weer een stapje dichterbij.’

Partner

Better Earth Innovations

Resultaten

De stichting is erin geslaagd om de benodigde funding op te halen bij de provincies Overijssel en Noord-Holland, GSES en Topsector Logistiek, en om de support te krijgen van een groot aantal deelnemers. Het platform emission-0.nl is inmiddels operationeel en er wordt materieel aangeboden. Het streven is om minimaal 30% van het grootschalige emissieloze materieel in ons land in de database te hebben staan. Voor 2024 moet 30% van alle aannemers in de Cobouw Top-50 in Nederland gebruikmaken van het platform, en er moeten dan minimaal tien boekingen zijn gerealiseerd.

Emissies reduceren met digital twins

D2 – Industrieel bouwen met productplatforms
Welke rol kunnen digital twins spelen bij modulair en industrieel bouwen? Binnen dit deelproject hebben de Universiteit Twente en TNO samen met vier bouwpartners concrete toepassingen geïdentificeerd voor digital twins. Bovendien zijn ze naar de praktijk vertaald in gebruikstoepassingen en werkende demonstrators.

‘Digital twin is een populaire term en een erg ruim begrip’, begint Arjen Adriaanse, hoogleraar Construction Process Integration & ICT aan de Universiteit Twente en Science Director bij TNO. ‘Doel van dit project was om dit abstracte begrip heel concreet te maken voor modulaire en industriële bouwsystemen.’ Irfan Pottachola, die in het kader van een Engineering Doctorate (EngD) een centrale rol speelde in dit project: ‘Digital twins kunnen we op twee manieren inzetten om emissies te reduceren: voor directe en passieve interventie. Met directe interventie kun je bijvoorbeeld op de bouwplaats direct preventieve maatregelen voorstellen om emissies te beperken, of om het energieverbruik in de fabriek te reduceren. Daarnaast heb je passieve interventies, waarmee je processen echt optimaliseert door het gebruik van digital twins. Daarmee wordt modulair en industrieel bouwen voordeliger en interessanter ten opzichte van traditioneel bouwen. Door meer modulair te bouwen kunnen emissies worden gereduceerd en verplaatst naar andere plekken dan de bouwplaats.’

Geen futuristisch model

Een eerste misvatting is volgens Pottachola dat een digital twin één vastomlijnd futuristisch model of softwaresysteem is. ‘Wat we ontdekten is dat de meeste bedrijven die we onderzochten al eerste vormen van digital twins hebben, of tenminste de technische infrastructuur. Het was vooral zaak om de verschillende ICT-systemen aan elkaar te knopen tot een model. Een digital twin kun je met heel verschillende soorten software maken, het is maatwerk en afgestemd op de wensen van het bedrijf. Je verzamelt data uit de praktijk, verwerkt ze en combineert ze met behulp van algoritmes om uiteindelijk inzichten te krijgen. Veel bedrijven doen dat al, alleen op een gefragmenteerde manier.’

Veelbelovende toepassingen

Wat Pottachola merkte was dat er bij de partners vooral aandacht was voor process twins, gericht op procesoptimalisatie. ‘Daar zitten veel interessante toepassingen. Zo kun je met een factory twin de efficiency van je productieproces vergroten. Met een process simulation ontwerp je vooraf een optimaal fabricageproces. Ook kun je met een process twin vertragingen voorspellen. Op de bouwplaats kun je process twins gebruiken om de veiligheid en emissies te monitoren, om gericht maatregelen te nemen voor verbetering. Daarnaast hebben we met een aantal bouwers ook naar de gebruiksfase gekeken. Door een product twin te maken van een woning kun je bijvoorbeeld het energieverbruik en de luchtkwaliteit optimaliseren, en de emissies van de complete woning reduceren.’

Toekomstmuziek

Een van de inzichten bij de deelnemers was dat uiteindelijk alle digital twins die je gebruikt aan elkaar kunnen worden geknoopt, merkt Adriaanse op. ‘Voor het ontwerp heb je een design twin, voor je productie is er een production twin, dan heb je voor het transport van de modules een logistics twin, voor de assemblage is er een site twin, gevolgd door een usage twin. Al die twins of enkele daarvan kun je uiteindelijk combineren of laten interacteren in een enterprise twin. Daarmee kan je bijvoorbeeld zien welke effecten aanpassingen in je design twin hebben op de productie (production twin) en transport (logistics twin). Daarvoor moet wel informatie kunnen worden uitgewisseld tussen de verschillende twins. Maar dat is voorlopig nog toekomstmuziek. Wat ik vooral interessant vond aan dit project was de leercurve bij de deelnemers. Na wat aanvankelijke scepsis over het futuristische begrip digital twin, zijn we erin geslaagd om scope aan te brengen en concrete toepassingen te beschrijven, waardoor het enthousiasme verder groeide.’

Aan de slag met digital twins

Dat enthousiasme heeft ertoe geleid dat verschillende partners inmiddels aan de slag zijn gegaan met demonstrators die de haalbaarheid en toegevoegde waarde van digital twins in de praktijk moeten aantonen. En het blijft niet bij prototypes, want de bedrijven zetten hun digital-twin-activiteiten ook na afloop van het deelproject voort. ‘Ik verwacht dat ze hiermee uiteindelijk echt een flinke impact kunnen hebben op de transitie naar emissieloos bouwen’, besluit Adriaanse.

‘De aanvankelijke scepsis bij de deelnemers is omgeslagen in enthousiasme’

Partners

  • Emergo
  • Heddes Bouw & Ontwikkeling
  • Strukton Systems
  • TBI Woonlab Gewoonhout
  • Universiteit Twente

Resultaten

Het deelproject heeft een digital-twin-raamwerk opgeleverd met veelbelovende digital-twin-toepassingen in verschillende procesfasen bij modulair en industrieel bouwen. Er zijn gebruiksscenario’s uitgewerkt voor uiteenlopende toepassingsdomeinen en cases. Tot slot is er een functioneel programma van eisen opgesteld voor de toepassing van digital twins bij modulair en industrieel bouwen.

 

Betaalbare starterswoningen die binnen enkele uren staan

P9 – Next step Startblock
Om de transitie naar schoon en emissieloos bouwen te maken, moeten duurzame, modulaire prefab bouwsystemen de slag maken naar opschaling. Startblock is een veelbelovend, vrijwel emissieloos bouwconcept voor betaalbare woningen dat de productiecapaciteit wil vervijfvoudigen. Maar hoe doe je dat?

Startblock is een jong bedrijf, opgericht in 2019, met als doel om op grote schaal zonder emissies betaalbare woningen te produceren. Inmiddels zijn er op diverse locaties in Nederland meer dan honderd woningen voor diverse doelgroepen gerealiseerd, en binnenkort worden in Wijk bij Duurstede 52 duurzame starterswoningen geplaatst. Uniek is dat de woningen volledig in een productiestraat worden geproduceerd én geassembleerd, waarna ze per dieplader naar de plaatsingslocatie worden getransporteerd. De capaciteit van de huidige productiestraat is nu al drie tot vier Startblock-eenheden per week, maar dat moeten er uiteindelijk tien worden. Henk Visscher, Hoofd Research & Development bij Startblock: ‘We hebben een productiestraat waarbij de woning elke dag een stap opschuift. We zijn de eerste in de markt met zo’n geïndustrialiseerd productieproces, dus op alle fronten moeten we heel veel tijd en geld investeren in research. Door onze kennis met die van TNO te combineren, kunnen we sneller stappen zetten.’

Snellere prefab gevel

Een van de werkpakketten in dit deelproject is het ontwikkelen van een prefab gevel, die binnen een dag kan worden geassembleerd. Samen met TNO kijkt Startblock naar duurzame materialen voor bijvoorbeeld isolatie en kozijnen, maar het ontwerp van de gevel zelf speelt ook een rol. Het uiteindelijke doel is dat er sneller en efficiënter gebouwd kan worden met dezelfde duurzame kwaliteit.
Visscher: ‘We hebben nu de eerste gevel zelf gemaakt, maar we zijn ook aan het kijken of het gunstiger is om de gevels door een partner te laten maken.’
Robert Bezemer, senior projectleider bij TNO: ‘Startblock wil de productie versnellen en optimaliseren, bij TNO kijken we naar emissiereductie. Het mooie aan dit project is dat de verschillende doelen bij elkaar komen.’

Volledig emissieloze bouwplaats

Ook bij het optimaliseren van het logistieke proces gaan efficiency en duurzaamheid hand in hand. Visscher: ‘Er is al een minimale uitstoot door de off-site prefabricage van de woningen, omdat we dit geheel in de fabriek doen. Toch hebben we samen met TNO gekeken waar winst te behalen is door de inzet van elektrisch materieel.’ Samen met Van Wieren Special wilde Startblock ervaring opdoen met elektrische vrachtwagens om woningen naar de plaatsingslocatie te transporteren. Die pilot leverde interessante data op over het verbruik en de laadsnelheid. Daarnaast loopt er ook nog een onderzoekstraject met een elektrische kraan, voor een compleet emissieloze bouwplaats. ‘Voorlopige conclusie is dat het kan, maar reken op een verviervoudiging van de kosten. Aan pionieren hangt dus een prijskaartje.’

Radiografisch gestuurd kantelen

Veel tijd en energie is gaan zitten in het efficiënter inrichten van het productieproces. Visscher: ‘De grootste winst is behaald door alle takt-tijden in kaart te brengen, dus de tijd die nodig is voor iedere stap om de woning te bouwen. Vervolgens vertalen we die tijden naar software en gedigitaliseerde processen, waarbij we niet alleen de snelheid monitoren maar ook de kwaliteit kunnen borgen. Een belangrijke verbetering is bijvoorbeeld een geautomatiseerd kantelmechanisme, waarmee we de woning radiografisch gestuurd kunnen kantelen, wat veel tijd bespaart.’

Bewoners bepalen succes

Een belangrijke onderzoeksvraag die volgend jaar zal worden opgepakt is de prestatiemeting van Startblock-woningen in bewoonde staat. Hiervoor wordt een woning in alle seizoenen doorgemeten op alle belangrijke parameters, inclusief emissies. Bezemer: ‘Die uitkomsten zijn essentieel voor woningbouwverenigingen, overheden en projectontwikkelaars, en ze bepalen of Startblock kan inschrijven op tenders met een laag energiegebruik en een lage NOx-uitstoot. Bovendien kunnen de resultaten leiden tot verbeteringen aan het ontwerp.’ Visscher: ‘Misschien wel de belangrijkste vraag: wat vinden de bewoners van de woningen? Dat is cruciaal voor de acceptatie van houten prefab woningen en het laten slagen van de transitie. Zij moeten vertrouwen krijgen in de circulaire woningen en de overstap willen maken. Alleen dan kunnen we het verschil gaan maken.’

Partners

  • Startblock
  • Van Wieren Special
  •  TNO

Resultaten

De doelstellingen bij emissieloos bouwen zijn gericht op de reductie van stikstof- en CO2-uitstoot. Stikstofreductie is inherent aan het bouwproces, dat volledig in de fabriek plaatsvindt, terwijl de bouwplaats een plaatsingslocatie is geworden. CO2-opslag in hout in plaats van de toepassing van beton en staal draagt bij aan de CO2-reductie. Er is een prefab gevel ontwikkeld waarmee de bouw sneller en efficiënter kan, met behoud van duurzame kwaliteiten. Eerste stappen zijn gezet om het industriële proces te verbeteren voor opschaling, met als uiteindelijke doel een herontwerp van de productiefaciliteit. Voor verdere emissiereductie in de bouwlogistiek is geëxperimenteerd met elektrisch materieel. Volgend jaar vinden prestatiemetingen van de woningen plaats.

Betaalbaar en emissieloos bouwen kan nu al

P6 – Industriële houtbouw
Met een veelzijdig constructieconcept voor industriële houtbouw, met biobased materialen, kan de bouw nú al flinke stappen zetten richting emissieloos en betaalbaar bouwen. Dat blijkt uit de eerste resultaten van dit deelproject.

Berri de Jonge, innovatiemanager bij Plegt-Vos, is projectleider van het deelproject Industriële houtbouw. De inschrijving voor Emissieloos Bouwen komt voort uit een transitie binnen Plegt-Vos die al enkele jaren aan de gang is. ‘We zitten met ons bedrijf in het segment waar de woningnood het hoogst is’, legt De Jonge uit. ‘Er is grote behoefte aan betaalbare woningen die snel kunnen worden gebouwd. Daarnaast zien we dat er steeds minder mensen beschikbaar zijn voor de bouw.’ Beide ontwikkelingen hebben Plegt-Vos ertoe aangezet om te innoveren met industriële houtbouw. Maar dan wel duurzaam, met biobased materialen, in een geïndustrialiseerd proces om emissies op de bouwplaats te reduceren.

Hout in plaats van beton

Met dit deelproject wilde Plegt-Vos het modulaire bouwconcept dat ze hadden, verder aanscherpen en beter inzicht krijgen in verdere emissiereductie. De Jonge: ‘Om te beginnen wilden we snappen wat emissieloos bouwen is, en aan welke knoppen je kunt draaien, door een toetsingsmodel op te zetten. Vervolgens hebben we op basis van ons bouwsysteem voor grondgebonden woningen een concept ontwikkeld voor gestapelde woningen. De houten elementen die we nu gebruiken, worden altijd gebruikt in combinatie met een betonconstructie. Door dit beton te vervangen door een biobased oplossing, kunnen we emissies verder reduceren. Tot slot hebben we gewerkt aan een blauwdruk voor een productiehal waar we de houten componenten voor beide concepten zo efficiënt mogelijk kunnen bouwen.’

Klinkende resultaten

Ondanks het feit dat Plegt-Vos pas later instapte in dit programma, zijn er al klinkende resultaten. ‘Inmiddels is er een aantal houten modules voor gestapelde appartementen van de lijn gekomen, die binnenkort in Leeuwarden worden gestapeld. Die gebruiken we om te kijken waar we nog emissies kunnen reduceren. In Zwolle hebben we 29 woningen gebouwd met ons concept. Daar komen weer leerpunten uit, die we in 10 nieuwe woningen gaan toepassen, onder andere om nog sneller en dus goedkoper te kunnen bouwen. Van dat project gaan we ook de bouwlogistiek monitoren.’

Verdubbeling in snelheid

Een deel van de verbeterpunten komt voort uit de samenwerking met TNO. ‘Door oplossingen extern te laten toetsen, kom je samen tot nieuwe inzichten. Zo hebben we een houten-knoopverbinding ontwikkeld die de assemblage van twee woningen per dag mogelijk moet maken, in plaats van één. Dat geeft minder vervoersbewegingen, dus minder stikstof op de bouwplaats. Door de lichtere constructie kunnen we ook elektrische kranen inzetten. En we hebben ruim een derde minder palen nodig. Belangrijk, omdat juist het bouwrijp maken van grond met veel stikstofemissie gepaard gaat. Dat zijn mooie resultaten, die we nu ook echt met metingen kunnen aantonen.’

Gewoon wonen

Belangrijke ‘klanten’ voor Plegt-Vos zijn uiteraard de bewoners. Daarom zijn ook woningcorporaties DeltaWonen en WoonAEffect als klankbord bij het project betrokken. ‘Beide partners weten wat de bewoners belangrijk vinden. We krijgen veel positieve reacties van bewoners over het wooncomfort, vooral dankzij de toepassing van natuurlijke materialen. Een mooie reactie was ook: “het zijn gewoon woningen”. En dat is precies wat we nodig hebben.’
De Jonge ziet deze manier van bouwen wel uitgroeien tot standaard. ‘Wat dit deelproject mooi laat zien, is dat je door industrieel te bouwen met biobased materialen nu al een enorme bijdrage kunt leveren aan de uitdaging van emissieloos en betaalbaar bouwen. Omdat we hiermee écht impact kunnen maken.’

‘Om te beginnen wilden we snappen wat emissieloos bouwen is, en aan welke knoppen je kunt draaien’

Partners

  • Plegt-Vos Bouwgroep
  • TNO

Resultaten

Dit deelproject levert een nieuw constructieconcept op voor grondgebonden woningen en gestapelde bouw, plus een concrete blauwdruk voor een geïndustrialiseerd proces waarin deze concepten op grote schaal kunnen worden geproduceerd. Doel is het op industriële schaal en betaalbaar kunnen bouwen van grondgebonden woningen en appartementen, met een forse emissiereductie, met name in stikstof. De impact van grootschalige bouw van houten woningen en appartementen is enorm. De componenten zorgen voor minimalisering van handelingen op de bouwplaats en een reductie van het aantal transporten naar de bouwplaatsen. Beide hebben een significant effect op de reductie van stikstof en CO2-emissies.

Emissieloos bouwsysteem nog breder toepasbaar

P8 – Sustainer bouwsysteem

Sustainer.home is een flexibel, (bijna) emissieloos bouwsysteem voor modulaire woningbouw in hout. Dit deelproject had als doel om het systeem nog breder toepasbaar te maken en het ontwerp- en fabricageproces efficiënter, om uiteindelijk de transitie naar schaalbaar en betaalbaar duurzaam bouwen te kunnen versnellen. Wat is er bereikt?

Inmiddels is Sustainer.home toegepast in bijna honderd vergunningstrajecten in dertig verschillende gemeenten, er zijn rijwoningen en villa’s gerealiseerd, en er staan appartementen gepland. Per woning wordt gemiddeld circa 70 ton CO2 bespaard doordat de biobased bouwmaterialen CO2 opslaan en er nauwelijks impact is van cement, gips en staal. De verregaande prefabricage, inclusief gevelbekleding, afwerkingen, installaties en dakbedekking, zorgt voor een drastische reductie van het aantal transportbewegingen.
Rogier Schuch, Lead Engineer bij Sustainer: ‘Het bouwsysteem reduceert de emissies al substantieel ten opzichte van traditionele bouw. Binnen de stedelijke ontwikkeling willen we het systeem nog flexibeler en breder toepasbaar maken, bijvoorbeeld voor hoogbouw, zodat we ook daar met beton kunnen concurreren. Dat betekent optimaliseren voor grotere dimensies en een nog betere integratie met ketenpartners. Uitdagingen die naadloos aansluiten bij de ambities van Emissieloos Bouwen.’

Hoger bouwen

Door het Sustainer-bouwsysteem geschikt te maken voor hogere gebouwen, wordt het voor architecten en projectontwikkelaars nog aantrekkelijker om duurzaam te bouwen. Schuch: ‘We hebben een haalbaarheidsstudie laten uitvoeren door Luning. In hoeverre is ons systeem geschikt voor hoogbouw en waar zitten de uitdagingen? Met welke elementen moeten we ons model uitbreiden? Daaruit blijkt dat we al best hoog kunnen bouwen met dit systeem. Tot wel tien verdiepingen, en in de toekomst zelfs nog hoger. Wel moet je al vrij snel overstappen op een massieve centrale kern, van beton of CLT. Dan krijg je te maken met hoogteverschillen tussen de modules en de kern, dus daar moeten we verder onderzoek naar doen.’

Vakwerkvloer

Als je hoger gaat bouwen, wordt de vloeropbouw ook belangrijker, legt Schuch uit. ‘Onze modules zijn nu altijd voorzien van een vloer en een plafond, dus je hebt twee balklagen. Alles is ontkoppeld, dat heeft allerlei voordelen, maar de pakketdikte is vrij hoog. Veel ontwikkelaars willen die hoogte terugdringen, bijvoorbeeld omdat het een stuk geveloppervlak of zelfs een hele verdieping scheelt. Daarom hebben we nu een ‘space frame’-vloer ontworpen, met vakwerk tussen de vloerplaten. Hierdoor kan de vloer een stuk dunner worden uitgevoerd, en je kunt er installaties in verwerken. Dit alles draagt bij aan de flexibiliteit van het bouwsysteem.’

Meer inzicht in milieuprestaties

Sustainer wilde ook meer inzicht in de duurzaamheidsprestatie van haar bouwsysteem. Op basis van een LCA moet er vanuit de modellen uiteindelijk een duurzaamheidsscore kunnen worden gegenereerd voor een gebouw. ‘Dat doen we niet alleen om een indicatie te kunnen geven van de prestaties, maar ook om verbeterpunten te identificeren. Zo kan het heel aanlokkelijk lijken om al het staal uit de constructie te halen, maar wellicht leveren andere, kleinere maatregelen een veel grotere emissiebesparing op. Dat LCA-onderzoek is net opgestart, dus hopelijk hebben we over een half jaar de eerste resultaten.’

Ontwerpsoftware op de schop

Een ander belangrijk resultaat van het deelproject is een drastische aanpassing van de ontwerpsoftware. ‘De software is veel beter in staat om live elementen te genereren’, vertelt Schuch. ‘En eenmaal gegenereerd kun je die elementen makkelijker ophalen en gebruiken. Hierdoor wordt de ontwerpsoftware nog betrouwbaarder en ons bouwsysteem nog flexibeler.’
Schuch is zeer tevreden over de resultaten tot nu toe. ‘Dit deelproject heeft ons enorm geholpen om het bouwsysteem verder te verbeteren. Het is een stukje uit een heel lang proces van continu optimaliseren, maar het heeft ons zeker meer inzicht gegeven in de mogelijkheden en prestaties van het systeem.’

‘Het kan heel aanlokkelijk lijken om al het staal uit de constructie te halen, maar wellicht leveren andere, kleinere maatregelen een veel grotere emissiebesparing op’

Partners

  •  TBI Woonlab Gewoonhout
  • Stichting Hout Research (SHR)
  • Sustainer Homes
  • TNO
  • VORM 2050

Resultaten

Het deelproject heeft Sustainer belangrijke nieuwe inzichten gegeven in optimalisatiemogelijkheden van het bouwsysteem, om het breder toepasbaar te maken en emissies verder te reduceren. Voor de stap richting hoogbouw is een aanzet gegeven voor het reduceren van de vloerhoogte, inclusief eerste tests. Voor verdere integratie met ketenpartners wordt gekeken naar een directe koppeling met ingenieursbureaus, zodat zij ook de modellen van Sustainer gaan gebruiken. Al deze resultaten zullen uiteindelijk bijdragen aan een betere beheersing van de emissies.

 

Integratie van voorspelbaarheid van prestaties in het ontwerpproces

P7 – 2D CLT Houtbouw
De bouwwereld staat aan de vooravond van een nieuwe manier van bouwen. Met dit deelproject willen de partners de voorspelbaarheid van prestaties integreren in het ontwerpproces om faalkosten en emissies te reduceren.

In het deelproject 2D CLT Houtbouw kijken de partners naar een combinatie van prefab houten 3D-units met 2D-CLT-elementen. ‘Binnen de verschillende werkpakketten lag onze focus op digitalisering en het ontwerpproces van de gevelelementen’, vertelt Bob Elzen, directeur Treetek. De houtconstructeurs en -bouwers ontwikkelden een prefab houten casco-concept voor grondgebonden woningen dat goed aansluit bij de huidige prefab-concepten in beton. ‘Wij hebben de engineeringslag gemaakt voor grondgebonden woningen. Zo kunnen ontwikkelaars makkelijk en betaalbaar de transitie van beton naar hout maken.’ Daarnaast doet Treetek onderzoek naar de productie en assemblage van houten prefab gevels. ‘Voor vier woningen hebben we de gevels geprefabriceerd en tot een woning geassembleerd, met nieuwe details in isolatie en afwerkingsmateriaal. Daarvan gaan we de prestaties bepalen zodra de woningen afgebouwd zijn. De fabricage hebben we deels industrieel, deels met de hand gedaan, om ook opschaling te onderzoeken. Dat moet tot een blauwdruk leiden voor volledig geïndustrialiseerde gevelproductie.’

Alternatieve materialen

In dit deelproject werkt Treetek nauw samen met Bouwbedrijf M.J. de Nijs en Zonen, dat al veel ervaring heeft met houtbouw. Senior projectontwikkelaar Niek Schaap: ‘We zijn inmiddels met een aantal houtbouwprojecten bezig, deels eigen ontwikkeling, deels voor een corporatie. Onze focus bij dit deelproject ligt op vloeropbouwen en prefab gevels. Samen met TNO willen we onze proefwoningen in Heerhugowaard testen op een groot aantal eisen, zoals akoestiek en comfort. We hebben verschillende vloeropbouwen kunnen aanbrengen en op verschillende aspecten kunnen testen. Daarnaast kijken we met TNO naar alternatieve materialen. Uiteindelijk willen we de gevel ook prefab bouwen. Daarvoor zijn de inzichten van Treetek heel waardevol.’

‘Het uitgangspunt zou moeten zijn: hout waar het kan, beton en staal waar het moet’

Integrale digitalisering is uitdaging

Voor het project in Heerhugowaard heeft De Nijs vooraf een integraal ambitiedocument opgesteld, met doelstellingen voor MPG, circulariteit, standaardisering, prefabricage en bouwsnelheid. Integrale digitalisering is een uitdaging, weet Bob Elzen: ‘We vatten alles samen in Revit (bouwsoftware, red.). Maar er zijn nog wel haken en ogen als je constructieve ontwerpprogramma’s wilt koppelen om daar automatisch een constructief getoetst model uit te halen. Nu hebben we de pre-engineering als tasveld in een BIM-model gezet in Revit. Dat lukt goed. Het maakt het voor ontwikkelende aannemers makkelijker om voor hun woningen te kunnen aangeven: dit kan in hout en zoveel kost het. Zo kunnen ze makkelijker en eerder in het planningsproces de afweging maken.’

Haalbaar en betaalbaar

Hoe kijken beide heren terug op het deelproject? Niek Schaap: ‘Traditioneel wordt er binnen de bouw weinig kennis uitgewisseld, maar dat is bij houtbouw anders. Het samenbrengen van alle partners in dit consortium voor Emissieloos Bouwen is goed gedaan door TNO. Ik ben ervan overtuigd dat die kennisdeling ook na dit programma een vervolg krijgt.’ Bob Elzen ziet dat ook als positief resultaat. ‘De woningopgave is te groot om de kaarten voor de borst te houden. De grootste winst boeken we als de resultaten van dit programma breed worden gedeeld binnen bouwend Nederland, zodat het niet alleen bij een club koplopers blijft. We doen dit uiteindelijk om ervoor te zorgen dat de impact van de bouw positief wordt. Met houtbouw lukt dat: het is haalbaar en betaalbaar. Het uitgangspunt zou moeten zijn: hout waar het kan, beton en staal waar het moet. Dan kom je tot een goede mix, en starten we een mooi nieuw hoofdstuk in onze bouwcultuur.’

Partners

  • M.J. de Nijs Projectontwikkeling
  • Treetek
  • TNO

Resultaten

Oplevering van een digitaal model voor de proefwoningen. Prefab bouwgevels (handmatig en industrieel) en on-site assemblage tot woning, met als een van de doelstellingen het reduceren van de stikstofuitstoot. Ook zijn de consequenties van materiaalkeuze met betrekking tot CO2-uitstoot en MPG inzichtelijk gemaakt. De ontwikkelde oplossingen worden vervolgens in de praktijk gemeten en getoetst.

Een boost voor industriële emissiearme hoogbouw

P5 – Modulaire hoogbouw
De woningbouw in Nederland moet sneller, goedkoper en schoner. Beloftes die geïndustrialiseerde prefab-bouw kan waarmaken. Met hoogbouw wordt gelijk het moeilijkste segment onderzocht. Ook een uniforme tenderuitvraag vanuit de G4-gemeenten moet vertrouwen geven aan de markt om te investeren in nieuwe biobased prefab-bouwsystemen. Maar hoe pak je dat aan?

‘We willen in Nederland een boost geven aan de markt voor industriële modulaire prefab-hoogbouw met lage emissies’, vertelt Ton Jansen van het Amsterdam Institute for Advanced Metropolitan Solutions, en penvoerder voor deelproject P5. ‘Als de koplopers en kennisinstellingen aantonen dat het betaalbaar kan en als de gemeenten vertrouwen geven via een eenduidige tenderuitvraag, dan moet dit de broodnodige materiaaltransitie in gang zetten.’ Een einddoel is dat na het voorbeeld van de G4 ook de andere gemeenten volgen en dat er bewijs komt, zodat ook het Bouwbesluit hierop zal aansluiten.
Met hoogbouw is het toch al moeizamer om aan milieunormering te voldoen, omdat alles zwaarder moet worden uitgevoerd. ‘Dat betekent meer beton, meer staal. Dus die duurzaamheidsnormering vormt, zeker met de aanscherping die eraan zit te komen, best een groot knelpunt. Door hoogbouw als uitgangspunt te nemen voor dit project, weten we zeker dat het voor laagbouw ook mogelijk wordt.’

Parametrische doorrekentool

Jansen benadrukt dat P5 naast academisch ook vooral praktisch is. LEVS, VGG en Witteveen+Bos hebben samen met het ingenieursbureau van Amsterdam een open-source-doorrekentool gemaakt die de effecten van de stap van traditioneel naar biobased bouwen eenvoudig doorrekent. Daarbij is breed gekeken naar alle aspecten van de materiaaltransitie: welke effecten heeft de overstap van traditionele naar biobased materialen op BENG, MPG, emissies en kosten?
‘Deze tool is een mooi en tastbaar resultaat van dit deelproject’, merkt Jansen op. ‘Het is open source, dus vrij te gebruiken door beleidsmakers en marktpartijen die globaal inzicht willen krijgen in de toepassing van biobased materialen en de gevolgen voor BENG, MPG, CO2-emissies en ontwikkelingskosten. Zodat je in de schetsfase een goede afweging kan maken.’

Behoefte aan biobased materialen

Voor de materiaaltransitie is het belangrijk dat er voldoende beschikbaarheid is van biobased materialen. Jansen: ‘WUR heeft onderzocht welke materialen lokaal geproduceerd kunnen worden. Vervolgens is dit naast de bouwvraag gelegd voor biobased bouwen. Daarnaast heeft de TU Delft een inventarisatie gemaakt van de beschikbare prefab-bouwsystemen. De TU Delft en de HvA nemen daarbij de emissieloze strategieën mee voor de bouwlogistiek in de stap naar geïndustrialiseerde prefab-bouw. Daarbij kijken we hoe je bijvoorbeeld met bouwhubs en zero-emission-materieel de luchtkwaliteit, gezondheid, veiligheid en emissies kunt verbeteren op de bouwplaats en tijdens het transport.’ Al deze inzichten zullen eind dit jaar resulteren in een complete lijst met aanbevelingen om samen met de G4 te verwerken in een pilot-tender in 2024.

Blauwdruk voor alle gemeenten

Jansen: ‘Zo willen we ervoor zorgen dat het in alle tenderuitvragen mogelijk is om te sturen met het nieuwe normaal van Cirkelstad. In eerste instantie voor de G4 en hopelijk daarna met de G40.’ Doel is versnelling en vereenvoudiging van tenderprocessen door standaardisatie, zodat prefab bouwen mogelijk wordt en kostenoptimalisatie via de doorrekentool zichtbaar wordt. Jansen: ‘Straks heb je als gemeente de keus uit een aantal prefab-basisconcepten, die allemaal al aan BENG- en MPG-richtlijnen voldoen. Dat scheelt enorm veel tijd. Tegelijkertijd geven beleidsmakers zo ook richting aan de markt, die op basis van de richtlijnen geïndustrialiseerde producten kan ontwikkelen, tegen dezelfde prijs indien in de schetsfase de uitgangspunten gelijk goed zijn opgezet. Dit deelproject heeft laten zien dat het anders kan, hoe we met deze aanpak op korte termijn de bouw kunnen vlottrekken en sneller prefab kunnen bouwen. Er is geen tijd te verliezen.’ De hoogbouw is nu klaar voor de nieuwe MPG- en CO2-eisen die gesteld gaan worden door het Rijk.

‘Straks heb je als ontwikkelaar de keus uit een aantal duurzame basisconcepten om aan de hoogste duurzaamheidsrichtlijnen te voldoen. Dat scheelt enorm veel tijd’

Partners

  • ALBA Concepts
  • Amsterdam Institute for Advanced Metropolitan Solutions
  • Ballast Nedam Ontwikkelingsmaatschappij
  • BPD Ontwikkeling
  • Cirkelstad
  • Frontwise Facades
  • Gemeente Amsterdam
  • Gemeente Den Haag
  • Gemeente Rotterdam
  • Gemeente Utrecht
  • LEVS Architecten
  • Technische Universiteit Delft
  • VGG Adviseurs
  • VolkerWessels Materiaal & Logistiek
  • Stichting Wageningen Research
  • Witteveen + Bos Raadgevende ingenieurs
  • Wooden City

Resultaten

We willen een boost geven aan de markt voor industriële modulaire emissiearme prefab voor (hoog)bouw in Nederland. Als uniformiteit, meetbaarheid, vraag en aanbod wordt samengebracht met innovatie, kan de markt hierop inspelen. Daarom is het einddoel van dit project om aan de markt te laten zien dat duurzame hoogbouw mogelijk is, en aan de gemeenten hoe hierop in tenders gestuurd kan worden. De hoop is dat het ook in het Bouwbesluit en bij renovaties zal doorwerken. Ook is er een rekentool ontwikkeld waarmee ontwikkelingen met verschillende materialen kunnen worden doorgerekend op kosten, emissies en bouwnormen.

 

  • 1
  • 2

Nieuwsbrief

* verplicht

TKI Bouw en Techniek is het Topconsortium voor Kennis en Innovatie in bouwontwerp, bouw en bouwtechniek gericht op een toekomstbestendige gebouwde omgeving.

TKI Bouw en Techniek werkt aan drie meerjarig missiegedreven innovatieprogramma’s: Circulaire bouw en infrastructuur, Levensduurverlenging gebouwen en omgeving en Klimaatadaptief, natuurinclusief en omgevingsbewust bouwen. Samen met andere TKI’s werken wij aan de doorsnijdende thema’s digitalisering, industrialisering en human capital.