Auteur: communicatie@tki-bouwentechniek.nl

“Opschalen van innovatie lukt niet als vakmensen er niet mee kunnen werken.”

Het programma Regionaal Bouwen aan Human Capital van TKI Bouw en Techniek moet vakmensen klaarstomen voor de bouwsector van de toekomst. Na een jaar loopt het programma op zijn einde. Vandaag blikken we terug met SPARK Campus, de zuidelijke hub binnen het programma.   

Een lab vol met 3D-printers, bijzondere biobased materialen en een grote robotarm. Zo leert SPARK Campus in Den Bosch studenten en professionals op een laagdrempelige manier nieuwste technologieën in te zetten voor een toekomstbestendige leefomgeving. Muren van biobased materialen, gevels van zonnepanelen en slimme warmtenetten in de wijk. Onze leefomgeving wordt steeds duurzamer en dus toekomstbestendiger. Technologie helpt daarbij. “Projecten om de bouw te verduurzamen zijn er genoeg. Die kleine projecten zijn natuurlijk het begin van de verandering. Maar opschalen lukt niet zo lang we geen mensen hebben die ermee kunnen werken. Daar lopen we nu tegenaan”, zegt Cassandra Vugts, directeur van SPARK Campus.  

Cassandra Vugts en Johan Treur, SPARK Campus
Regionaal Bouwen aan Human Capital

De bouw innoveert om tot een schone, circulaire en toekomstbestendige leefomgeving te komen. Met de opkomst van nieuwe technologieën als kunstmatige intelligentie, 3D-printen en duurzaam beton is de bouwsector in transitie. Om deze innovaties succesvol in de praktijk te laten landen, hebben vakmensen nieuwe skills nodig. Met het programma Regionaal Bouwen aan Human Capital wil TKI Bouw en Techniek, het Topconsortium voor Kennis- en Innovatie, de ontwikkeling van deze skills bij zowel huidige als toekomstige vakmensen versnellen. Hierbij is de ontwikkeling van een schaalbare regionale aanpak rond Human Capital een belangrijk onderdeel. Na een looptijd van ruim een jaar, komt er aan het programma in zijn huidige vorm een einde. In deze serie maken we de balans op, en vragen we de betrokken partijen, waaronder vier regionale Hubs (Noord, Oost, Zuid en West), naar de belangrijkste resultaten.

Vakmanschap is essentieel 

Jongeren enthousiasmeren om te kiezen voor een ambacht blijkt een lastige klus. Vugts: “Innovatie kan niet ontstaan zonder vakmanschap. We hebben de ambachten nodig om te groeien en te verbeteren.” Maar daar blijft het niet bij. Nieuwe technologieën en materialen werken anders dan wat er nu in de praktijk wordt ingezet. De kennis van professionals in de bouw moet daarom ook bijgespijkerd worden. Dat is makkelijk gezegd, maar niet zo makkelijk gedaan. Hoe kun je de versnipperde – en deels traditioneel ingestelde – bouwsector motiveren om te vernieuwen? “Door te doen”, is het stellige antwoord van Vugts.  

SPARK Campus is tien jaar geleden begonnen als klein initiatief van de gemeente ‘s-Hertogenbosch, de provincie Noord-Brabant, de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e), de Hogeschool Avans en Heijmans. Op de werf van het Brabantse bouwbedrijf moest het lab zorgen voor meer innovatie in de bouw. Langzaam is het uitgegroeid tot een groot lab met een eigen locatie in het centrum van Den Bosch.  

Ons-kent-ons 

“In de hubs kunnen mensen skills ontwikkelen, kennis maken met nieuwe technologieën en hun blikveld vergroten”, zegt Vugts. “De kracht van deze plek is de connectie tussen de verschillende groepen mensen. Het gaat niet alleen om praten over vernieuwing met directeuren, het gaat vooral over doen, leren en ontdekken. Er is hier ruimte voor iedereen.”

Dat is volgens haar ook een van de belangrijkste manieren om de bouwbedrijven aan te haken. “Ondernemers willen zien wat een innovatie doet en hoe het werkt. Anders is de drempel om ermee aan de slag te hoog. In een regionale hub kunnen ondernemers makkelijk binnenlopen. Als de buurman of een collega tegen een bouwer zegt dat hij of zij eens in de hub moet gaan kijken, dan nemen ze dat eerder aan. De Brabantse ons-kent-ons-gedachte in zo’n regionaal ecosysteem werkt beter dan opgelegd beleid vanuit de overheid”, aldus Johan Treur, programmamanager bij SPARK Campus.  

Biobased huizen

In de wijk tegenover SPARK Campus worden komend jaar door woningcorporatie BrabantWonen vier biobased huizen gerealiseerd. Een architectenbureau uit het regionale netwerk, Buro Kade, heeft ze ontworpen, vertelt Treur. “Zij kozen voor een duurzame gevel van kurk. Maar om dat in het bestemmingsplan te laten passen, moet het wel een bakstenen look hebben. Bij één van onze partners zijn de mock-ups gemaakt, die inmiddels bij het Koning Willem 1 College een mooie plek hebben gekregen als demo.” Hij is trots op het project, het toont de kracht van het regionale netwerk en laat de mogelijkheden van duurzame bouw zien. Treur: “Gedurende de bouw zullen BrabantWonen en het bouwconsortium ook nog tegen bepaalde uitdagingen aanlopen. Dat zijn weer uitdagingen die we hier binnen SPARK kunnen uitzetten in onze challenge-based learning aanpak. Zo gaan we samen vooruit.”  

Datalab

Naast dit bijzondere bouwproject, werkt SPARK ook veel samen met het onderwijs. Samen met Jheronimus Academy of Data Science (JADS) – de data science universiteit van Den Bosch – haalde de hub bij tien partijen uit de bouw challenges op voor het mkb-datalab. “Met zeven van die mkb’ers konden we uiteindelijk écht aan de slag met een challenge om in een korte tijd – maximaal tachtig uur – te kijken wat ze met hun bedrijfsdata kunnen doen om te digitaliseren.”  

Korte trajecten, groot resultaat

Voor een brede doelgroep van geïnteresseerden in techniek zijn er verschillende trajecten, zoals het Traject Techniek Oriëntatie (TTO). “Tien verschillende bedrijven lichten tien verschillende technieken toe in tien weken. Denk bijvoorbeeld aan werken met een 3D-printer of een korte introductie van technieken in de installatiebranche. Het is een soort basistraining om mensen te laten zien wat de mogelijkheden zijn”, schetst Treur.  

Foto © Marcel de Buck

Vugts voegt toe: “Inmiddels hebben we zo’n zestig deelnemers in het programma gehad, waarvan vijftien procent direct is uitgestroomd richting een baan of een stage bij een bedrijf in de bouw.” Dergelijke korte workshops – nanomodules – zijn er bij SPARK ook voor directeuren, innovatiemanagers en andere beleidsmakers. Dan gaat het bijvoorbeeld over circulair bouwen of de inzet van data science. “Het is een opstapje voor bedrijven om hier meer mee te gaan doen”, zegt de programmamanager. Deze nanomodules dragen bij aan bewustwording en het belang van deze nieuwe ontwikkelingen voor de deelnemende bedrijven. “Als een bedrijf meer inzicht heeft in de toegevoegde waarde van een innovatie zoals 3D-printen op grote schaal, dan zal de technologie ook eerder worden toegepast”, zegt Vugts.  

Nieuwe energie

Het uiteindelijke doel? De hele bouwketen meenemen in de transitie naar een duurzame en circulaire bouw. “De keten is zo sterk als de zwakste schakel. De enthousiaste bedrijven die graag vooroplopen, die komen er wel. Wij willen juist de andere spelers in de keten meenemen. Het moet een sneeuwbal-effect worden”, stelt Treur. Daarin is samenwerking met het onderwijs belangrijk, maar deze instellingen functioneren op een veel lagere snelheid dan bedrijven. “Daarin vervullen we als hub ook een scharnierfunctie. Wij zorgen voor de verbinding en kijken naar passende projecten om beide werelden samen te brengen. Als leerlingen even los van school aan de slag zijn, dan zorgt dat voor een andere beleving. Maar dat geldt net zo goed voor medewerkers van bedrijven. Daarom zien we ook dat een fysieke plek in de regio om te leren en experimenteren ontzettend belangrijk is.”   

Regionale en landelijke banden versterken

Het TKI Bouw en Techniek-programma Regionaal Bouwen aan Human Capital heeft volgens Vugts en Treur een duidelijke bijdrage aan de ontwikkeling van duurzaam bouwen. “Het regionale en landelijke netwerk is door het programma aanzienlijk versterkt. Zo hebben we veel beter contact met onderwijsinstellingen – van wetenschappelijk niveau tot het mbo – en zijn we met zo’n twintig bedrijven nauwer gaan samenwerken in het netwerk”, verklaart Vugts.  

Het programma heeft ook gezorgd voor structuur. “De verschillende projecten zijn nu deelbaar met andere hubs of organisaties in Nederland. Hierdoor kunnen we het op grotere schaal uitrollen en daarmee de impact vergroten”, zegt ze hierover. SPARK heeft nauw contact met de andere drie hubs is het programma. “Dat is ontzettend waardevol. We leren veel van elkaar.” Maar de structuur van een programma heeft volgens Vugts ook een keerzijde. “We moeten oppassen dat we niet te veel tijd steken in elkaar vertellen hoe we het moeten doen. We moeten ook gewoon blijven doen, nieuwe projecten opzetten en uitvoeren.”  

Opschalen en doorpakken

En die nieuwe projecten gaan er komen. Het programma van TKI Bouw en Techniek krijgt namelijk een vervolg. Onlangs in het vijfjarige programma ‘Toekomstbestendige Leefomgeving’ gestart, gefinancierd door het Nationaal Groeifonds. Wat is het plan voor SPARK? “Opschalen, doorpakken met verduurzamen. Er moeten in Brabant 130.000 woningen gebouwd worden de komende jaren. Dat moet zo veel mogelijk biobased en circulair. Wij zetten ons dagelijks in om dat doel te halen.”  

 

 

Het tekort aan vakmensen met de juiste skills vertraagt duurzame bouw

Een schone, circulaire en toekomstbestendige leefomgeving, daar werkt de bouw naartoe. Technologisch gezien kan er al heel veel, maar hoe komen die innovaties uiteindelijk in de praktijk terecht? “Nieuwe technologieën en methodes hebben alleen impact als mensen ermee kunnen werken. Het is cruciaal dat professionals de juiste skills verwerven en jongeren goed worden opgeleid. Naast formeel leren is juist ook informeel leren tijdens het werk belangrijk. Alleen dan kunnen we de bouw echt verduurzamen en de duurzaamheidsdoelen halen”, stelt Huub Keizers, strategisch adviseur bij TKI Bouw en Techniek.  

Mensen moeten transitie versnellen

Op dit moment vertraagt het tekort aan vakmensen met de juiste skills de implementatie van innovaties. “Dat is ontzettend jammer, want de ontwerp-, bouw- en technieksector is verantwoordelijk voor ongeveer veertig procent van de uitstoot in Nederland. Het is dus erg belangrijk dat we hier zo snel mogelijk stappen in zetten”, stelt Keizers.  

Regionaal Bouwen aan Human Capital

De bouw innoveert om tot een schone, circulaire en toekomstbestendige leefomgeving te komen. Met de opkomst van nieuwe technologieën als kunstmatige intelligentie, 3D-printen en duurzaam beton is de bouwsector in transitie. Om deze innovaties succesvol in de praktijk te laten landen, hebben vakmensen nieuwe skills nodig. Met het programma Regionaal Bouwen aan Human Capital wil TKI Bouw en Techniek, het Topconsortium voor Kennis- en Innovatie, de ontwikkeling van deze skills bij zowel huidige als toekomstige vakmensen versnellen. Hierbij is de ontwikkeling van een schaalbare regionale aanpak rond Human Capital een belangrijk onderdeel. Na een looptijd van ruim een jaar, komt er aan het programma in zijn huidige vorm een einde. In deze serie maken we de balans op, en vragen we de betrokken partijen, waaronder vier regionale Hubs (Noord, Oost, Zuid en West), naar de belangrijkste resultaten.

In dit eerste artikel leggen we uit wat het programma precies inhoudt. Ook zoomen we in op de methode die ten grondslag lag aan het programma. 

Sharebouw&Techniek

Het concept Sharebouw&Techniek, ontwikkeld door TNO, staat aan de basis van het programma. Het doel is om skills ontwikkeling en innovatie adoptie te versnellen door het verbinden van werken, leren en innoveren in krachtige regionale ecosystemen, met verbinding naar landelijke spelers. “De werelden van leren, werken en innoveren sluiten nu vaak niet goed op elkaar aan. In het onderwijs krijgen jongeren informatie mee die niet goed op de praktijk van het bedrijfsleven aansluit. En vanuit de wetenschap worden innovaties ontwikkeld die niet makkelijk te implementeren zijn. Door deze werelden aan elkaar te koppelen, kunnen we innovatie versnellen”, verklaart Goedele Geuskens, onderzoeker bij TNO en nauw betrokken bij de ontwikkeling van Sharebouw&Techniek. 

Huub Keizers (TKI Bouw en Techniek) en Goedele Geuskens (TNO)

Regionale netwerken onmisbaar

Waarom is een regionale aanpak nodig om de toepassing van innovaties te versnellen? “Een aanzienlijk deel van de arbeidsmarkt is regionaal. In de bouw zijn bijvoorbeeld veel familiebedrijven actief die in de regio werken. Voor hen is het belangrijk om van dichtbij te kunnen zien wat de impact van bepaalde innovaties is. Een online plaatje van een nieuw, biobased materiaal zegt niet veel. Bedrijven geven zelf aan dat vakmensen die een 3D-geprint element in handen krijgen, enthousiast worden om dit product toe te passen in hun werk. Door het met eigen ogen te zien en te experimenteren krijgen ondernemers en vakmensen een veel beter beeld van de mogelijkheden”, zegt Geuskens. 

Bij het programma zijn vier regionale hubs aangesloten, in het noorden, zuiden, oosten en westen van Nederland. Deze hubs opereerden al op het gebied van skills ontwikkeling en innovatie en hebben zich aangesloten bij het programma om gezamenlijk verder te groeien. Gezamenlijk ontwikkelen zij een schaalbare regionale human capital aanpak, en tegelijkertijd is er oog voor regionale verschillen en behoeften. Zo is in hub Noord veel aandacht voor biobased bouwen en het aardbevingsbestendig maken van de gebouwde omgeving. Terwijl in de Hub West digitalisering in de keten centraal staat. De opgedane kennis en ontwikkelde aanpakken wisselen de hubs uit, zodat zij sneller leren. Hierdoor zijn met het programma eerste stappen gezet naar een duurzame infrastructuur gericht op human capital.  

Sharebouw&Techniek  

De Sharebouw&Techniek methode versnelt skills ontwikkeling en toepassing van innovaties door concrete activiteiten uit te voeren op de volgende lijnen:  

  1. Learning community; partijen uit de werelden van werken, leren en innoveren delen kennis en bouwen samen nieuwe kennis op door uitdagingen op te pakken. 
  2. Technologische en sociale innovatie; Inzicht in en door ontwikkelen van technologische en sociale innovaties, zoals nieuwe manieren van werken.  
  3. Lerende organisaties en ketens; Versterken van lerend en innovatief gedrag en samenwerking in de keten zodat innovaties kunnen landen. Zo is er een micro learning community opgezet met verschillende partners.  
  4. Vernieuwing in leren en ontwikkelen; Innovatie in onderwijs, zowel qua inhoud als in de vorm. Er is bijvoorbeeld meer aandacht voor challenge-based learning met opdrachten uit de praktijk.   
  5. Innovatie adoptie en opschaling; Versterken van de toepassing van innovaties en de opschaling.  

“De kracht van de methode ligt in het combineren van samenhangende activiteiten in alle lijnen. We zien nu vaak projecten op losse pijlers zoals onderzoek of onderwijs. Maar juist het combineren van innovatie, skills ontwikkeling en werken in de praktijk zorgt voor versnelling van de toepassing van innovaties”, zegt Geuskens. Daarnaast zijn er binnen de verschillende pijlers verbeterde werkwijzen ontwikkeld. Keizers voegt toe: “Het programma is gezamenlijk gefinancierd. Dat is vrij uniek, vaak is de financiering voor één van de onderdelen waardoor de implementatie in de keten en binnen het bredere ecosysteem niet of slechts vertraagd tot stand komt.” 

De hele keten aansluiten

Om het programma te laten slagen én om echt impact te maken, is het belangrijk dat de hele keten is aangehaakt, zo schetsen Geuskens en Keizers. Het gaat dus om kennisinstellingen van mbo’s tot universiteiten, grote en kleine bedrijven, woningcorporaties en overheden op verschillende niveaus. In totaal zijn inmiddels 380 verschillende partijen aangesloten bij het netwerk. “Innovatieve, grote mkb-bedrijven spelen een belangrijke rol. Kleine mkb’ers zijn lastig te betrekken bij dit soort projecten. Zij hebben niet altijd de mankracht, de tijd en de middelen om hieraan te werken, maar ze vormen wel een belangrijk deel van de sector”, zegt de onderzoeker.  

Ook daarom is het belangrijk om studenten kennis bij te brengen over verduurzaming, nieuwe werkprocessen, de mogelijkheden van digitalisering en industrieel bouwen ziet Keizers. “Een aanzienlijk deel van de studenten gaat over vier jaar aan de slag bij zo’n mkb’er. Zo nemen zij deze inzichten mee naar het bedrijfsleven. Dit is misschien geen oplossing voor de korte termijn, maar het heeft in de toekomst zeker invloed op de innovatiekracht van dergelijke bedrijven. Bovendien is de nieuwe aanwas extra belangrijk omdat de sector te maken heeft met vergrijzing.”  

Terugkijkend op het programma van het afgelopen jaar zien Geuskens en Keizers dat er al impact is gemaakt op de skills ontwikkeling van studenten en professionals. Naast technologische skills benoemen zij juist ook de soft skills. Geuskens: “Professionals geven bijvoorbeeld aan dat ze leren hoe ze beter kunnen samenwerken in de keten en hoe ze een innovatieproces kunnen vormgeven.”  

Impact op bedrijven 

Het programma – dat gericht was op human capital – heeft ook direct impact op de bedrijvigheid in Nederland. Geuskens: “We zien bedrijven door de regionale aanpak stappen zetten in digitaal werken. En vanuit Hub Noord is een showcase uitgevoerd, van plant tot pand, waarin vlas is geteeld en verwerkt tot bouwelementen. Mede door dit project onderzoeken zeventig boeren uit de regio nu hoe zij vlas kunnen gaan telen en hoe de hele keten – inclusief productie – kan worden gesloten. Zo reikt de impact van het programma veel verder dan de skills.”  

Het programma is bijna afgerond, maar de contacten blijven. Keizers: “Door dit programma zijn we nu ook gesprekspartner rondom human capital bij organen als de mbo-raad. Dat vergroot de impact op lange termijn. Daarnaast gaan de hubs in ieder geval de komende twee jaar nog samen optrekken, onder andere in het programma Toekomstbestendige Leefomgeving van TKI Bouw en Techniek. Daarbij kijken we ook hoe de kennis verder gedeeld kan worden naar regio’s die momenteel nog niet zijn aangesloten.” 

Meer weten over Regionaal Bouwen aan Human Capital?

 

Funderingsproblematiek: oproep voor nationale aanpak en noodzaak voor schaalbare innovaties

De bodem en het grondwater in Nederland zijn in beweging en dat heeft effecten op de funderingen van gebouwen. Door deze bewegingen krijgen naar verwachting meer dan vierhonderdduizend panden in Nederland funderingsschade. Deze schade kan beperkt worden als er snel wordt ingegrepen door middel van een aantal maatregelen. De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) heeft op 29 februari 2024 haar aanbevelingen verwoord in het rapport ‘Goed gefundeerd’ – een nationale aanpak funderingsproblematiek. De adviezen zijn gevraagd door het kabinet.

In het rapport wordt beschreven wat de effecten van de funderingsproblematiek zijn op gebouwen, hun eigenaren en de maatschappij. De rapportage stelt dat als de overheid niet helpt om het probleem op te lossen, de maatschappelijke kosten op den duur oplopen tot ruim 50 miljard euro. Ook zal de onrust hierover in de samenleving sterk toenemen. Daarom wordt gepleit voor een nationale aanpak funderingsschade.

Deze nationale aanpak funderingsschade zal veel van de ontwerp-, bouw- en techniek sector vragen. Met name om de uitvoering van het benodigde funderingsherstel te verbeteren is een programmatisch aanpak van innovatie en opschaling nodig. De Raad adviseert het kabinet hiervoor driehonderdzestig miljoen euro vrij te maken.

Bart Brink, senior programmamanager Levensduurverlenging: “De omvang van de problematiek is zo groot dat er een forse opschaling in kennis en capaciteit nodig zal zijn voor inventarisatie en uitvoering, om de kosten van het herstel te verlagen en de tijdsduur van de uitvoering te verkorten. Innovatie voor opschaling is daarvoor noodzakelijk. Wij gaan hiermee graag aan de slag, samen met beleidsmakers en uitvoerders”.

Lees het volledige advies

Van bouwen naar behouden: doelen 2030 en 2050 vragen om kanteling naar levensduurverlenging

Circa 85-95% van de bestaande woningen, utiliteitsgebouwen en infrastructuur zal ook in 2050 nodig zijn. “Toch besluiten we vaker om iets nieuws te bouwen, dan iets te laten staan”, zegt Leonie Koops, voorzitter van de programma adviesraad (PAR) van het meerjarige missiegedreven programma Levensduurverlening gebouwde omgeving van TKI Bouw en Techniek. “Als we onze doelen voor de gebouwde omgeving in 2030 en 2050 willen behalen, zal er een kanteling moeten komen waarbij we beseffen dat nieuwbouw niet de norm is.”

Leonie is van huis uit civiel ingenieur met meer dan 20 jaar ervaring op het snijvlak van techniek, maatschappij en organisatie. Gedreven door de vraag hoe techniek kan bijdragen aan maatschappelijk nut focust ze zich in haar rollen bij Witteveen+Bos en TU Delft op het vraagstuk levensduurverlenging: hoe kunnen we de functionaliteit van bestaande gebouwde objecten behouden?

 

“Om onze maatschappij draaiende te houden moeten we niet vergeten dat we ook alles wat we al hebben in stand moeten houden en moeten blijven aanpassen”

 

“Dat is op dit moment het meest onderbelichte vraagstuk in de sector, maar ontzettend belangrijk. We hebben talloze gebouwde objecten die functioneel moeten blijven of op een andere manier moeten functioneren. Dit geldt voor de woningvoorraad, maar ook voor utiliteitsgebouwen en civiele objecten. De focus van de sector ligt op het bouwen van nieuwe objecten, maar om onze maatschappij draaiende te houden moeten we niet vergeten dat we ook alles wat we al hebben in stand moeten houden en moeten blijven aanpassen. En daar doen we op dit moment te weinig voor. Recent onderzoek van TNO laat zien dat de renovatie-opgave minstens twee keer zo snel moet gaan om onze civiele kunstwerken functioneel te houden. Voor de verduurzaming van maatschappelijk vastgoed moet dit zelfs drie keer zo snel. Dit terwijl het deze aandacht in de sector nog lang niet krijgt.”

Waarom is levensduurverlenging zo onderbelicht? “We hebben niet genoeg stilgestaan bij het feit dat objecten aan het einde van hun levensduur niet zomaar vervangen kunnen worden. De functionaliteit van deze objecten moet behouden blijven, wat betekent dat we niet simpelweg iets kunnen slopen en opnieuw kunnen bouwen. Dit wordt versterkt door duurzaamheidskwesties en de druk op grondstoffen, waardoor het behoud van objecten door levensduurverlenging een noodzaak is geworden.”

 

“Het gaat niet alleen om het veranderen van de aanpak van individuele projecten, maar om een fundamentele verandering van het systeem.”

 

Dit vraagt om een aanzienlijke verandering in de sector. “Het is een diepgeworteld probleem dat al begint bij de opleiding. We leren de nieuwe generatie architecten en ingenieurs hoe ze nieuwe objecten moeten ontwerpen, maar we leren ze niet hoe ze bestaande objecten operationeel kunnen houden of verbeteren. Dit patroon vervolgt zijn weg door de hele sector, die volledig gericht is op het creëren van nieuwe objecten. Daarmee is het vraagstuk levensduurverlenging iets wat van voor naar achter moet worden aangepakt. Het gaat niet alleen om het veranderen van de aanpak van individuele projecten, maar om een fundamentele verandering van het systeem.”

Als voorzitter van de programma adviesraad (PAR) van het meerjarige missiegedreven programma Levensduurverlening gebouwde omgeving van TKI Bouw en Techniek, streeft Leonie ernaar levensduurverlenging stevig te verankeren in de sector. “Waar ik het meest trots op ben? De unieke samenstelling van onze adviesraad. De uitdaging van levensduurverlenging strekt zich uit over woningbouw, utiliteitsbouw en civiele techniek, vakgebieden die van oudsher van elkaar zijn gescheiden. In onze programma adviesraad staat het probleem centraal, niet de specifieke domeinen. Dit resulteert in een integrale aanpak, waarbij alle domeinen samenwerken aan innovaties ten behoeve van de totale opgave.”

 

Levensduurverlenging
Leonie Koops , Witteveen en Bos

 

Volgens Leonie is dit een logische benadering. “Veel innovaties zijn niet gebonden aan één specifiek domein, maar hebben waarde voor zowel woningbouw, utiliteitsbouw als civiele techniek. Door dit integraal te benaderen, kunnen innovaties uiteindelijk sneller en op grotere schaal worden toegepast. Deze integrale aanpak gaat verder dan alleen het samenbrengen van verschillende domeinen. Organisatorisch is er ook veel winst te behalen. Door opdrachtgevers, uitvoerders en beheerders op lokaal, regionaal en nationaal niveau bij elkaar te brengen. Zo zorgen we ervoor dat deze aspecten elkaar versterken in plaats van vertragen.”

 

“Als sector zijn we gewend om elk object afzonderlijk te bekijken, maar om snelheid te maken moeten we problemen in clusters van objecten aanpakken.”

 

Hoe kunnen we de levensduurverlenging van de gebouwde omgeving versnellen? “Voor een systematische aanpak moeten we de herhaalfactor van bepaalde uitdagingen concreet maken. We moeten de renovatieopgave niet object per object benaderen, maar vanuit de problematiek zelf. Als sector zijn we gewend om elk object afzonderlijk te bekijken, maar om snelheid te maken moeten we problemen in clusters van objecten aanpakken. Door een probleem te identificeren dat voorkomt bij een cluster objecten, bijvoorbeeld funderingen met een bepaald kenmerk, kunnen we de herhaalfactor vergroten en daardoor sneller en op grotere schaal renoveren.”

Daarbij doet Leonie een oproep aan de sector: “Het programma en de PAR zijn er om veelbelovende ideeën met aanzienlijke maatschappelijke impact te realiseren. Of het nu gaat om organisatorische of technische aspecten, met ons netwerk kunnen we je ondersteunen bij het leggen van verbindingen die nodig zijn en het slechten van barrières voor versnelling en opschaling. Dit is waar wij als programma en PAR echt het verschil in kunnen maken.”

 

Meer weten over MMIP Levensduurverlenging?

 

 

 

Provincie Utrecht en regio Drechtsteden willen woningen grootschalig isoleren

Niet één maar twee regio’s publiceerde afgelopen week een gezamenlijke aanbesteding. De Provincie Utrecht én RES-regio Drechtsteden gaan hun inwoners met een koopwoning helpen om sneller energiezuinig en comfortabel te wonen. Dit uitvoeringsprogramma hielp hen met een opschaalbare aanpak, die ook in andere regio’s toepasbaar is.   TKI Bouw en Techniek is een van de vier partners van Verbouwstromen.

Met hetzelfde geld meer impact
“In deze aanbestedingen wordt de markt uitgedaagd”, vertelt Josien Kruizinga, verbouwstroomontwikkelaar MCO. “Je moet als aanbieder grote aantallen ‘weg kunnen zetten’ én hoge kwaliteit leveren aan de inwoners. De markt krijgt daarmee veel ruimte, maar moet ook leveren”. Het is een vernieuwende aanpak, waarbij een vast bedrag is gereserveerd voor de inrichting van het proces. Daarbovenop is er geld beschikbaar voor marketing, voor leren en voor innoveren. Door de middelen op deze manier te bundelen en in te zetten, kunnen gemiddeld drie woningen begeleid worden voor het geld van één. De samenwerking geldt voor vier jaar en is uit te breiden met nieuwe gemeenten en nieuwe gelden.  

Nog niet eerder kwam er een uitvraag zoals bij de Provincie Utrecht en RES-regio Drechtsteden op de markt waarin zoveel gemeenten, hun krachten bundelen om woningeigenaren te stimuleren bij het isoleren van hun woning. Gemeenten kunnen hun woningeigenaren ondersteunen met middelen die zij hebben ontvangen uit het Nationaal Isolatieprogramma (NIP). De aanbesteding van de RES-regio Drechtsteden is bedoeld om mensen met een koopwoning te helpen hun huis te isoleren en verder te verduurzamen. Ook onder woningeigenaren zijn veel gezinnen met een kleine portemonnee. De betrokken gemeenten kunnen hun potjes slim inzetten om hen extra te ondersteunen met subsidie. Ze kunnen hierin elk hun eigen keuzes maken die passen bij hun inwoners. 

Jan van Beuningen, directeur Bouwen en Energie bij het ministerie van Binnenlandse Zaken is enthousiast over deze aanpak: “Dit trekt ambitieuze marktpartijen aan die lef hebben met een innovatieve manier van werken. Dit kan niet anders dan leiden tot een versnelling in de uitvoering en dat is precies wat we nodig hebben om mensen te helpen hun energierekening omlaag te krijgen. Hiermee zetten we concrete stappen om de energietransitie haalbaar en betaalbaar te maken.”  

Unieke aanpak
Deze aanpak is op allerlei manieren uniek te noemen: 
1. Opschalen van eenmalige projecten naar een meerjarige aanpak (meerjarig collectief ontzorgen). De elf gemeenten kunnen samen veel meer bereiken als ze hun NIP-gelden bundelen. 
2. Van lokale naar regionale samenwerking. Het project maakt onderscheid tussen wat lokaal moet en wat daarbovenop regionaal kan.  
3. Doorlopend leren en verbeteren. Het project levert kennis en inzichten op, die direct vertaald worden in nieuwe proposities en een nog betere aanpak. Op de lange termijn zorgt dit voor steeds meer impact.  

Ben jij werkzaam bij een gemeente of een regionaal samenwerkingsverband en wil je weten wat jullie mogelijkheden zijn? Neem dan contact op via info@verbouwstromen.nu  

 


 

Verbouwstromen is onderdeel van meerjarige missiegedreven innovatieprogramma Levensduurverlenging gebouwde omgeving van TKI Bouw en Techniek.

TKI Bouw en Techniek onderzoekt aansluiting met Europese innovatieagenda’s

Het ECTP (European Construction and sustainable built environment Technology Platform (ECTP) heeft eind vorig jaar haar strategische onderzoek- en innovatieagenda 2024-2030 gepubliceerd. Dit Europese platform bestaat uit meer dan 150 deelnemers uit de Europese ontwerp-, bouw- en techniek sector.

Deze agenda zal mede richtinggevend zijn aan het Europese innovatie beleid en daaruit volgende regelingen zoals het Horizon programma.

Uit analyse van TKI Bouw en Techniek van deze agenda blijkt dat er veel overeenkomsten zitten tussen deze agenda en de drie meerjarige missiegedreven innovatie programma’s: circulariteit, levensduurverlenging en klimaatadaptatie.

Geïdentificeerde innovaties in de agenda van het ECTP, komen dan ook grotendeels overeen met de innovaties in bestaande programma’s zoals Toekomstbestendige Leefomgeving en nieuwe aankomende programma’s.

Deze overeenkomsten bieden dan ook kansen naar de toekomst toe. Bijvoorbeeld door de inzet van Europese middelen voor Nederlandse innovaties en kennis uitwisseling tussen landen met soortgelijke maatschappelijke opgaves.

De komende periode gaat TKI Bouw en Techniek actief aan de slag om met andere stakeholders, zoals TNO en RVO, aansluiting tussen Europees onderzoek en regelingen en nationale initiatieven verder vorm te geven voor de gebouwde omgeving.

Meer weten over hoe je kan aansluiten bij Europees onderzoek en/of innovaties? Neem dan contact op met Bart Brink (bart@tkibt.nl)

Toekomstgerichte Wijk:
nieuwe aanpak voor klimaatbestendige wijken

In 2023 is het programma Toekomstgerichte Wijk gelanceerd onder de vlag van TKI Bouw en Techniek.  We spraken Sybren Steensma van Building Changes, penvoerder, over het programma. “Dit initiatief bouwt voort op de kennis en ervaring die we hebben opgedaan tijdens het programma Klimaatwerk in Uitvoering, dat liep van 2018 tot 2022. Met dit programma streven we ernaar om innovaties op het gebied van klimaatadaptatie en circulariteit standaard te integreren in reguliere Grond-, Weg-, en Waterbouw (GWW) projecten, waarbij samenwerking tussen gemeenten en aannemers centraal staat.” 

Het realiseren van beleidsdoelen voor klimaatadaptatie en circulariteit brengt tal van technische uitdagingen met zich mee. Sybren benadrukt: “Hoewel er veel technologische oplossingen voorhanden zijn, strijden ze om dezelfde ruimte in de ondergrond. De uitdaging ligt dan ook in het maken van doordachte keuzes bij de toepassing ervan. Hierbij ontwikkelen we kennis, ervaring en tools die het proces zullen vergemakkelijken. De betrokkenheid van regionale aannemers is hierin belangrijk, aangezien zij vaak een beter begrip hebben van de ondergrond in die wijken dan de gemeente zelf – niet zo gek natuurlijk, zij werken er tenslotte al in.” 

Volgens Maurits Dekker, programmamanager MMIP Klimaatadaptatie, natuurinclusief en omgevingsbewust bij TKI Bouw en Techniek, schuilt hier de kracht van Toekomstgerichte Wijk: “Met dit programma werken we aan een integrale aanpak om de openbare ruimte klimaatbestendig te maken. Waarbij we ons richten op de volledige beleidscyclus, van beleidsontwikkeling tot implementatie in ontwerp, inkoop/aanbesteding, uitvoering, beheer en onderhoud, tot monitoring. Hierdoor creëert het programma een motor voor een aanpak die we landelijk kunnen uitbreiden gericht op het stimuleren van de toepassing van innovatieve oplossingen in samenwerking met marktpartijen, kennisinstellingen en overheden.”  

Wat staat er in 2024 te gebeuren? 

Sybren: “In 2024 lanceert het programma een campagne gericht op GWW-aannemers om de impact van klimaatontwikkelingen te verkennen. We richten ons op trends zoals circulair werken, waterberging en emissieloos materieel, onderzoeken hoe aannemers hiermee moeten werken en welke zakelijke kansen zich voordoen. Er zijn hier al een aantal in het oog springende voorbeelden van koplopers die hier succesvol zijn. Natuurlijk hoeft op dit gebied niet elke aannemer nu al voorop te lopen, maar je moet wel zorgen dat je niet achterblijft.” 

Het programma doet ook een oproep aan gemeenten om deel te nemen. “Gemeenten kunnen op verschillende manieren bijdragen, variërend van onderzoek en het opzetten van een MKB-kring met regionale aannemers tot deelname aan kennissessies om te leren van de resultaten van anderen.” 

Sybren legt uit: “In het kader van onderzoek verschuift onze focus van technisch specialistisch naar procesmatig onderzoek. We streven naar de ontwikkeling van een Klimaatadaptatiemonitor om vast te stellen waar gemeenten staan op het gebied van klimaatadaptatie, hoe goed ze presteren en hoe we eventuele hiaten kunnen aanpakken. Ons doel is om kennis effectief in te zetten in processen en daadwerkelijk de klimaatdoelen te behalen.” 

Op welke resultaten ben je trots?  

“Een mooi resultaat vanuit 2023 zijn de onderzoeken naar de waterbergende weg, medegefinancierd vanuit RAAK. Deze resultaten worden in de loop van Q1 2023 gepubliceerd.”  

Dat is echter niet het enige, voegt hij eraan toe. “We hebben onze inzichten over ontwikkelstappen binnen gemeentelijke organisaties gedeeld in de whitepaper ‘Ontwikkelen voor Duurzame GWW’. Hiermee hebben we een bijdrage geleverd aan de discussie over het vertalen van de KCI-doelstellingen van IenW (Klimaatneutrale en Circulaire Infrastructuur) naar het gemeentelijk niveau.”  

Sybren wijst erop dat gemeentelijke infrastructuur van groot belang is voor de algehele verduurzaming van het land. “Gemeentelijke infrastructuur kan vanuit landelijk perspectief soms ongrijpbaar lijken vanwege de grote variatie (342 gemeenten in Nederland). Echter, gezamenlijk beheren gemeenten het merendeel van de Nederlandse infrastructuur. Met de opbrengsten van Toekomstgerichte Wijk streven we ernaar meer inzicht te bieden in de gemeentelijke praktijk en zo bij te dragen aan het leren van elkaar, met name voor de gemeentes zelf.” 

Welke veranderingen zie je gebeuren?  

“Een belangrijke impact voor mij zit erin dat we de rol van de beheerder en aannemer meer en meer zijn gaan waarderen.” En dat is nodig, benadrukt Sybren: “Over die beheerder hoor je nog wel eens op bijeenkomsten: we hebben een mooie strategie maar de beheerder wil er niet in mee. Vaak is die beheerder dan niet betrokken geweest bij de totstandkoming van een strategie, maar krijgt hij wel achteraf te maken met allerlei onvolkomenheden daarin. Dan is er bijvoorbeeld ontoereikend budget voor het onderhoud, maar wordt de beheerder wel aangesproken op het falen ervan.”  

Sybren legt verder uit: “Gelukkig wordt beheer steeds vaker integraal benaderd. Bijvoorbeeld, veel gemeentes hebben al een omvangrijke lijst van projecten voor de komende jaren, zoals het vervangen van kilometers riool. In plaats van losse pilotprojecten voor klimaatadaptatie toe te voegen, is het beter om integraal te kijken welke maatregelen standaard kunnen worden opgenomen in de bestaande rioolopgave. Als niemand de beheerder hierin ondersteunt, is het begrijpelijk dat het niet goed uitpakt. En dit is precies waar de nadruk op ligt in de tools die we nu introduceren.” 

De volgende stap  

“De integrale aanpak van Toekomstgerichte Wijk wordt positief ontvangen door de markt”, stelt Maurits Dekker. “Onze ambitie is dan ook om dit programma uit te breiden, zowel geografisch over meerdere regio’s in het land als inhoudelijk door de integrale aanpak van Building Changes toe te passen op diverse andere onderwerpen die gekoppeld zijn aan het MMIP Klimaatadaptatie, natuurinclusief en omgevingsbewust bouwen van TKI Bouw en Techniek.” 

Vervolg Schoon en Emissieloos Bouwen programmalijn Prefab (SEB) komt eraan

 TNO en TKI Bouw en Techniek werken aan een vervolg op Schoon en Emissieloos Bouwen in de programmalijn Prefab. Deze nieuwe programmalijn gaat zich richten op opschaling en implementatie van succesvolle concepten en innovaties voor emissiereductie in de woningbouw.

 Wat kan je verwachten van de programmalijn Prefab? 

De afgelopen jaren heeft het Schoon en Emissieloos Bouwen programma, onder regie van TNO, zich met name gericht op procesoptimalisaties en industrialisatie voor de woningbouw, om bij te dragen aan emissiereductie. Ook bij digiGO en Topsector Logistiek hebben dergelijke programma’s gelopen, die bijdragen aan emissiereductie door onder meer digitalisering, ketenregie en bouwhubs. Deze drie programma’s krijgen een vervolg onder het programma Schoon en Emissieloos Bouwen (https://www.opwegnaarseb.nl/). Opnieuw is daarbij een onderverdeling gemaakt richting verschillende focusgebieden. Het deel dat werd vormgegeven onder regie van TNO zal worden voortgezet onder de programmalijn Prefab. Daarmee wordt voortgebouwd op succesvolle concepten en innovaties uit de afgelopen jaren. Het accent verschuift daarbij wel van kennis en innovatie naar kennis, opschaling en praktijkervaring. 

Voor de programmalijn Prefab hebben we de ambitie om vanaf 2027 bij 15% van de nieuw te bouwen woningen de doelen van Schoon en Emissieloos Bouwen te realiseren. Dit doen we door optimalisaties in de gehele keten op basis van procesmaatregelen. Dit betekent dat zowel opdrachtgevers als opdrachtnemers weten welke maatregelen genomen moeten worden om dat mogelijk te maken, door bijvoorbeeld aandacht te geven aan opleiding en (bij)scholing. Ook kijken we naar mogelijkheden om de opgedane kennis in de andere programmalijnen van digitalisering en logistiek toe te passen binnen de programmalijn Prefab. Op die manier willen we ontwikkelingen die we in de huidige projecten zien versterken en versnellen. 

Wat is onze planning? 

Op dit moment werken wij aan de concretisering van de programmalijn Prefab. Daarvoor evalueren we de resultaten van de huidige projecten. Op basis daarvan formuleren we criteria voor nieuwe projecten. In onze planning beogen we begin mei 2024 de uitvraag voor projectplannen te publiceren. Vooraf zullen we ook over deze datum communiceren. Projectplannen zullen dan eind juni 2024 ingediend moeten worden. Na indiening worden de projectplannen beoordeeld door de Programma Adviesraad Prefab. Wij streven ernaar dat projecten per september 2024 van start kunnen gaan. Begin 2025 volgt een uitvraag voor een tweede ronde. De programmalijn heeft een looptijd van 2024 tot en met 2026. 

Op de hoogte blijven?

Op de hoogte blijven van de voortgang, uitvraag en belangrijke datums? Meld je dan aan via onderstaand formulier. Heb je een vraag? Neem dan contact op met Maurits Dekker (maurits@tkibt.nl)

 

Toekomstbestendige Leefomgeving officieel van start! #TBL

Op donderdag 1 februari 2024 vierden we de officiële start van het programma Toekomstbestendige Leefomgeving in Amare, Den Haag. Enorm trots zijn we op de samenwerking en vastberadenheid van de ruim 100 deelnemers om het programma van de grond te krijgen. En nu gaan we met volle kracht verder om de komende vijf jaar schaalbare innovaties te realiseren op het gebied van ecosysteem, gebouwen en infra.

Bekijk de video voor de hoogtepunten van de dag! 🎬

 

 

Feestelijk Start Moment
Feestelijk Start Moment
Feestelijk Start Moment
Feestelijk Start Moment
Feestelijk Start Moment
Feestelijk Start Moment
Feestelijk Start Moment
Feestelijk Start Moment
Feestelijk Start Moment
Feestelijk Start Moment
Feestelijk Start Moment
Feestelijk Start Moment
Feestelijk Start Moment
Feestelijk Start Moment
Feestelijk Start Moment
Feestelijk Start Moment
Toekomstbestendige Leefomgeving
Feestelijk Start Moment
Feestelijk Start Moment
Feestelijk Start Moment
Feestelijk Start Moment
Feestelijk Start Moment
Feestelijk Start Moment

 

Nieuwe KIC-call (NWO): onderzoek naar digitalisering van energierenovaties

De KIC-call (NWO) ‘Digitalisering van Energierenovaties in de Gebouwde Omgeving’ is geopend. KIC-calls zijn missiegedreven calls die volgen uit het nationale kennis- en innovatie convenant, waar de missiegedreven meerjarige innovatie programma’s van onder andere TKI Bouw en Techniek deel van uitmaken. Voor deze call kunnen consortia van onderzoekers, bedrijven en maatschappelijke organisaties een onderzoeksvoorstel indienen voor de ontwikkeling van innovatieve digitale oplossingen om versnelling van de energierenovaties en daarmee een verduurzaming van de bestaande gebouwde omgeving te realiseren. De deadline voor de vooraanmelding is 4 april 2024 en de deadline voor de volledige aanvraag is 3 oktober 2024. Voor de KIC-call is ruim 5 miljoen aan subsidie beschikbaar. 

Het doel van deze call is om innovatieve digitale oplossingen te ontwikkelen om versnelling van de energierenovaties en daarmee de verduurzaming van de bestaande gebouwde omgeving te realiseren. Dit in lijn met de missiegedreven innovatieprogramma’s van TKI Urban Energy rondom Versnelling van energierenovaties in de gebouwde omgeving en TKI Bouw en Techniek rondom Levensduurverlenging gebouwde omgeving. Digitalisering biedt kansen om de uitvoeringscapaciteit te optimaliseren en uit te breiden. Voorbeelden hiervan zijn het gebruik van data voor snellere besluitvorming, het vervangen van mens-werk door (semi)-automatische machines, of het standaardiseren van de gehele toeleveringsketen om deze te kunnen opschalen.

Door de inzet van digitale oplossingen kunnen mensen, processen en systemen beter worden benut en renovaties op grotere schaal worden uitgevoerd. Ook bieden deze oplossingen mogelijkheden voor businessmodellen, waarin ruimte is voor economisch groeivermogen, ontwikkeling van human capital en duurzaam ondernemen.

Matchmaking bijeenkomst 7 februari 2024

Op woensdag 7 februari 2024 faciliteert NWO een matchmakingsbijeenkomst voor deze call. Het doel van deze matchmaking is om onderzoekers uit verschillende wetenschapsdisciplines en praktijkorganisaties, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties bij elkaar te brengen en te verbinden, om zo tot interdisciplinaire onderzoeksvoorstellen en vernieuwende consortia te komen.

Aanmelden voor Matchmaking bijeenkomst

Voorwaarden voor aanvragen

De energietransitie is een complexe maatschappelijke uitdaging die te veelomvattend is om vanuit één discipline te benaderen. Onderzoekers uit alfa, bèta en gamma disciplines, evenals onderzoekers aan hogescholen, worden uitgenodigd om samen te werken met het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties om een gezamenlijk projectvoorstel voor deze call in te dienen. Een aanvraag moet bestaan uit een interdisciplinair consortium die samen tenminste twee van de drie wetenschapsgebieden (alfa, bèta, gamma) omvatten, waaronder altijd de bètawetenschappen. Naast de hoofd- en medeaanvrager(s) bestaat een consortium altijd uit tenminste twee of meer co-financier(s), waarvan tenminste één private partij, mogelijk aangevuld met één of meer samenwerkingspartner(s).

Aanvragen kunnen in deze call een budget van minimaal € 750.000 tot maximaal € 2.000.000 aanvragen. NWO financiert minimaal 51% en maximaal 70% van de totale projectomvang; de rest van de financiering bestaat uit cofinanciering door publieke of private partijen.

De maximale looptijd van het voorgestelde project is 6 jaar.

Meer informatie

Wil je meer weten over de call, de voorwaarden of wil je een aanvraag doen? Zie dan de website van NWO

Nieuwsbrief

* verplicht

TKI Bouw en Techniek is het Topconsortium voor Kennis en Innovatie in bouwontwerp, bouw en bouwtechniek gericht op een toekomstbestendige gebouwde omgeving.

TKI Bouw en Techniek werkt aan drie meerjarig missiegedreven innovatieprogramma’s: Circulaire bouw en infrastructuur, Levensduurverlenging gebouwen en omgeving en Klimaatadaptief, natuurinclusief en omgevingsbewust bouwen. Samen met andere TKI’s werken wij aan de doorsnijdende thema’s digitalisering, industrialisering en human capital.