Circa 85-95% van de bestaande woningen, utiliteitsgebouwen en infrastructuur zal ook in 2050 nodig zijn. “Toch besluiten we vaker om iets nieuws te bouwen, dan iets te laten staan”, zegt Leonie Koops, voorzitter van de programma adviesraad (PAR) van het meerjarige missiegedreven programma Levensduurverlening gebouwde omgeving van TKI Bouw en Techniek. “Als we onze doelen voor de gebouwde omgeving in 2030 en 2050 willen behalen, zal er een kanteling moeten komen waarbij we beseffen dat nieuwbouw niet de norm is.”
Leonie is van huis uit civiel ingenieur met meer dan 20 jaar ervaring op het snijvlak van techniek, maatschappij en organisatie. Gedreven door de vraag hoe techniek kan bijdragen aan maatschappelijk nut focust ze zich in haar rollen bij Witteveen+Bos en TU Delft op het vraagstuk levensduurverlenging: hoe kunnen we de functionaliteit van bestaande gebouwde objecten behouden?
“Om onze maatschappij draaiende te houden moeten we niet vergeten dat we ook alles wat we al hebben in stand moeten houden en moeten blijven aanpassen”
“Dat is op dit moment het meest onderbelichte vraagstuk in de sector, maar ontzettend belangrijk. We hebben talloze gebouwde objecten die functioneel moeten blijven of op een andere manier moeten functioneren. Dit geldt voor de woningvoorraad, maar ook voor utiliteitsgebouwen en civiele objecten. De focus van de sector ligt op het bouwen van nieuwe objecten, maar om onze maatschappij draaiende te houden moeten we niet vergeten dat we ook alles wat we al hebben in stand moeten houden en moeten blijven aanpassen. En daar doen we op dit moment te weinig voor. Recent onderzoek van TNO laat zien dat de renovatie-opgave minstens twee keer zo snel moet gaan om onze civiele kunstwerken functioneel te houden. Voor de verduurzaming van maatschappelijk vastgoed moet dit zelfs drie keer zo snel. Dit terwijl het deze aandacht in de sector nog lang niet krijgt.”
Waarom is levensduurverlenging zo onderbelicht? “We hebben niet genoeg stilgestaan bij het feit dat objecten aan het einde van hun levensduur niet zomaar vervangen kunnen worden. De functionaliteit van deze objecten moet behouden blijven, wat betekent dat we niet simpelweg iets kunnen slopen en opnieuw kunnen bouwen. Dit wordt versterkt door duurzaamheidskwesties en de druk op grondstoffen, waardoor het behoud van objecten door levensduurverlenging een noodzaak is geworden.”
“Het gaat niet alleen om het veranderen van de aanpak van individuele projecten, maar om een fundamentele verandering van het systeem.”
Dit vraagt om een aanzienlijke verandering in de sector. “Het is een diepgeworteld probleem dat al begint bij de opleiding. We leren de nieuwe generatie architecten en ingenieurs hoe ze nieuwe objecten moeten ontwerpen, maar we leren ze niet hoe ze bestaande objecten operationeel kunnen houden of verbeteren. Dit patroon vervolgt zijn weg door de hele sector, die volledig gericht is op het creëren van nieuwe objecten. Daarmee is het vraagstuk levensduurverlenging iets wat van voor naar achter moet worden aangepakt. Het gaat niet alleen om het veranderen van de aanpak van individuele projecten, maar om een fundamentele verandering van het systeem.”
Als voorzitter van de programma adviesraad (PAR) van het meerjarige missiegedreven programma Levensduurverlening gebouwde omgeving van TKI Bouw en Techniek, streeft Leonie ernaar levensduurverlenging stevig te verankeren in de sector. “Waar ik het meest trots op ben? De unieke samenstelling van onze adviesraad. De uitdaging van levensduurverlenging strekt zich uit over woningbouw, utiliteitsbouw en civiele techniek, vakgebieden die van oudsher van elkaar zijn gescheiden. In onze programma adviesraad staat het probleem centraal, niet de specifieke domeinen. Dit resulteert in een integrale aanpak, waarbij alle domeinen samenwerken aan innovaties ten behoeve van de totale opgave.”
Volgens Leonie is dit een logische benadering. “Veel innovaties zijn niet gebonden aan één specifiek domein, maar hebben waarde voor zowel woningbouw, utiliteitsbouw als civiele techniek. Door dit integraal te benaderen, kunnen innovaties uiteindelijk sneller en op grotere schaal worden toegepast. Deze integrale aanpak gaat verder dan alleen het samenbrengen van verschillende domeinen. Organisatorisch is er ook veel winst te behalen. Door opdrachtgevers, uitvoerders en beheerders op lokaal, regionaal en nationaal niveau bij elkaar te brengen. Zo zorgen we ervoor dat deze aspecten elkaar versterken in plaats van vertragen.”
“Als sector zijn we gewend om elk object afzonderlijk te bekijken, maar om snelheid te maken moeten we problemen in clusters van objecten aanpakken.”
Hoe kunnen we de levensduurverlenging van de gebouwde omgeving versnellen? “Voor een systematische aanpak moeten we de herhaalfactor van bepaalde uitdagingen concreet maken. We moeten de renovatieopgave niet object per object benaderen, maar vanuit de problematiek zelf. Als sector zijn we gewend om elk object afzonderlijk te bekijken, maar om snelheid te maken moeten we problemen in clusters van objecten aanpakken. Door een probleem te identificeren dat voorkomt bij een cluster objecten, bijvoorbeeld funderingen met een bepaald kenmerk, kunnen we de herhaalfactor vergroten en daardoor sneller en op grotere schaal renoveren.”
Daarbij doet Leonie een oproep aan de sector: “Het programma en de PAR zijn er om veelbelovende ideeën met aanzienlijke maatschappelijke impact te realiseren. Of het nu gaat om organisatorische of technische aspecten, met ons netwerk kunnen we je ondersteunen bij het leggen van verbindingen die nodig zijn en het slechten van barrières voor versnelling en opschaling. Dit is waar wij als programma en PAR echt het verschil in kunnen maken.”
Andere berichten