Het programma Regionaal Bouwen aan Human Capital van TKI Bouw en Techniek wil bijdragen aan een toekomstbestendige bouw. Na een jaar loopt het programma op zijn einde. Vandaag blikken we terug met programmamanager Maaike Riemersma.
Openheid, nieuwsgierigheid en de durf om te falen. Dat zijn belangrijke eigenschappen om echt te kunnen innoveren, zo ziet Maaike Riemersma. Zij is strategisch adviseur voor TKI Bouw en Techniek en als programmamanager betrokken bij Regionaal Bouwen aan Human Capital. “We staan voor een aantal grote transities in de bouw. Denk aan de energietransitie en de overgang naar biobased en circulair bouwen. Innovaties zijn daarbij hard nodig. Daar komt naast de noodzaak tot industrialisatie, digitalisering en structurele financiering, nog een enorm personeelstekort bovenop. Kortom: we moeten meer en complexer werk verrichten met minder mensen”, stelt Riemersma.
De bouw heeft behoefte aan nieuwe technologieën die arbeidsbesparend en productiviteitsverhogend zijn, denk aan de inzet van robots op de werkvloer en de implementatie van slimme softwaresystemen om de uitwisseling van data te standaardiseren. Maar we hebben niks aan deze innovaties, als mensen er niet mee kunnen werken. Riemersma: “Het is ontzettend belangrijk dat mensen leren werken met innovaties. Zonder de nieuwe skills is de effectieve implementatie van technologie niet mogelijk. Naast de technische innovaties is het ook belangrijk om te kijken naar de sociale innovaties. Willen we in de hedendaagse complexe vraagstukken verder komen, dan wordt een andere manier van samenwerken van ons gevraagd. Een goede samenwerking tussen het bedrijfsleven, de overheid, kennisinstellingen en het onderwijs is daarbij cruciaal. Dit programma heeft laten zien dat dat werkt, al valt daarin ook nog een hoop te leren.”
Alle spelers in dit innovatie-ecosysteem hebben weer hun eigen uitdagingen. Zo bestaat ‘het bedrijfsleven’ uit veel verschillende soorten bedrijfsstructuren. Van grote nationale of zelfs internationale spelers, tot middelgrote bedrijven en – kenmerkend voor de bouw – een hele hoop kleine familiebedrijven en zzp’ers. Riemersma: “De implementatie van innovatie werkt voor iedereen op een andere manier.” Het onderwijs – van MBO tot WO – kampt met weer andere problemen. “De aanwas van nieuwe studenten voor sommige bouwgerelateerde opleidingen, zoals civiele techniek, is te laag. Dat zorgt er, samen met de algehele vergrijzing van de samenleving, voor dat de aanwas van nieuw personeel in de hele sector achterblijft. Bovendien hebben we gemerkt dat het lastig is om innovatieprojecten ingepland te krijgen bij onderwijsinstellingen. Roosters zijn vaak al voor een heel jaar ingevuld.”
Ook het kopje ‘overheid’ bestaat uit verschillende onderdelen. Diverse ministeries houden zich bezig met ontwikkelingen in de bouw en de financiering van projecten is vaak versnipperd. “Hierdoor is het lastig om alle aspecten van innovaties te onderzoeken en de technologie op grote schaal te testen en implementeren. Daarom is het extra bijzonder dat het ministerie van Binnenlandse Zaken in dit geval wel de vooruitziende blik heeft gehad om het innovatieprogramma in zijn integraliteit te financieren. Veel vormen van financiering zijn normaal gesproken namelijk gericht op werken, leren óf innoveren, terwijl versnelling juist vraagt om nauwe samenwerking tussen bedrijven, het onderwijs, kennisinstellingen en innovatie partners.”
De huidige tijd brengt onzekerheden met zich mee. “We moeten leren leven met de onzekerheid die verandering met zich meebrengt en daarbinnen zo efficiënt en doelmatig mogelijk te werk gaan. Nieuwe technologieën zoals kunstmatige intelligentie gaan het werk waarschijnlijk voorgoed veranderen. De ontwikkeling van nieuwe vaardigheden is daarbij erg belangrijk. Daarnaast is het essentieel om met elkaar in gesprek te blijven over de onzekerheden die hierbij komen kijken. Dat is ook onderdeel van een nieuwe manier van werken en vergt veelal nieuwe skills. De vaardigheid om te kunnen verblijven in onzekerheid, zo noem ik dat. Uiteindelijk werken we samen toe naar een duurzame bouw.”
Dat klinkt makkelijk, alleen dat is het niet. Bouwbedrijven zitten vaak in een lastig pakket als het om innoveren gaat. “De bouw loopt altijd achter de economie aan en innoveren moet vanwege de krappe marges ín de projecten zelf gebeuren. Op het moment dat het goed gaat, hebben bouwbedrijven een groot aantal opdrachten waardoor ze geen tijd hebben om te innoveren. En op het moment dat het economisch minder is en er weinig opdrachten zijn, is er geen geld om te investeren in innovaties”, verklaart ze.
Het is de vier regionale hubs in het programma Regionaal Bouwen aan Human Capital het afgelopen jaar gelukt om stappen te zetten rondom verschillende innovaties. Er zijn regionale human capital aanpakken gerealiseerd waarin het ecosysteem, innovatietrajecten, onderwijsvernieuwing en labs belangrijke pijlers vormen. Voorbeelden van de daarbij gebruikte methoden zijn nieuwe samenwerkingsvormen zoals microlearning communities en oriëntatietrajecten voor studenten en professionals. Er is zelfs een groot living lab – bij Bouwlab R&Do in Haarlem – waar ondernemers in een tijdmachine stappen en zien hoe de bouw er over tien jaar uitziet. Met inspiratiebronnen als volledig circulaire woningen en 3D-geprinte bruggen. De kern van alle activiteiten: werken, innoveren en leren dichter bij elkaar brengen. Dit is de basis van de Sharebouw & Techniek methode die TNO heeft ontwikkeld. In dit programma is deze methode – om de skillsontwikkeling van professionals en de toepassing van innovaties te versnellen – op grotere schaal onderzocht en verder ontwikkeld.
Een regionale aanpak bleek van essentieel belang. Riemersma: “Vanwege de grote hoeveelheid kleinere bedrijven en de lokale productie in de bouw, is het belangrijk om de regionale ecosystemen in te zetten. Partijen die onderdeel zijn van deze netwerken enthousiasmeren en motiveren elkaar. Via de landelijke verbinding van het programma kunnen de hubs informatie uitwisselen. Zo hoeven organisaties niet steeds zelf het wiel uit te vinden, maar kunnen zij leren van elkaar. Dat bleek een goede combinatie van beide schaalniveaus.”
Riemersma blikt met gepaste trots terug op het afgelopen jaar. “In dit programma was ruimte voor de verschillende aspecten van innoveren en skillsontwikkeling, bijvoorbeeld op het gebied van arbeidsbesparende en productiviteitsverhogende technologieën. De financiering was niet zo zeer gericht op één specifiek onderdeel, maar op de complete keten. Zowel de overheden als bedrijven en onderwijsinstellingen waren betrokken en er werd over sectoren heen gekeken. Die integrale aanpak is cruciaal om de transities waar we nu voor staan tot een goed einde te brengen.” Daarnaast is het volgens Riemersma ook belangrijk dat mensen en organisaties durven falen, daarvan leren en tot een gezamenlijk oplossing komen. “Dat vraagt een andere vorm van samenwerken, met meer openheid van zaken naar elkaar. De uitdagingen zijn té complex om bij problemen één persoon of bedrijf verantwoordelijk te houden. Dat lost niets op. Grote, maatschappelijk problemen vergen een andere benadering. Hiervoor zijn gezamenlijke en diepgaande onderzoeken nodig om in kaart te brengen wat er nodig is en om verschillende oplossingen te testen. Daar hoort een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid bij.”
Het programma Regionaal Bouwen aan Human Capital is inmiddels afgerond, maar het vervolgprogramma Toekomstbestendige Leefomgeving is al gestart. “De hubs hebben in het eerste programma hun ecosysteem kunnen uitbreiden met tientallen (strategische) contacten. Daarnaast zijn de banden tussen de hubs en organisaties in hun ecosysteem hechter geworden. Dat is een goede basis om in het vervolgprogramma verder te bouwen aan een toekomstbestendige leefomgeving.”
Andere berichten